dinsdag 26 maart 2024

Psychiatrische analyses van kwaadaardige narcisten - over Adolf Hitler en Donald Trump

Kwaadaardige narcisten kunnen in een nationale staat aan de macht komen en worden dan foute leiders. In een democratische nationale staat is het de bedoeling dat de gekozen leiders het algemeen belang dienen, dat ze proberen het beleid te voeren waarin iedereen meetelt. Want de democratie is de collectieve poging om het gemeenschapspatroon vorm te geven op het niveau van de nationale staat. Maar voor een kwaadaardige narcist telt niemand anders mee dan alleen hijzelf. En is iedereen die zich daar niet bij neerlegt, een vijand die moet worden uitgeschakeld. 

Het narcistische, onrealistische superioriteitsgevoel maakt dat voor hem (meestal een hem) de wereld fundamenteel onveilig is. Zijn behoefte aan veiligheid zou pas gestild zijn als iedereen aan zijn voeten ligt. Een onbereikbaar doel, maar een doel tot het loslaten waarvan hij niet in staat is. Dat maakt hem tot een groot gevaar als hij aan de macht komt, tot een foute leider.

We leven nog altijd in de schaduw van die ene foute leider, Adolf Hitler, die in 1933 in Duitsland aan de macht kwam, waarop de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust volgden. Waarop naderhand een golf van publicaties volgde waarin het verschijnsel van de kwaadaardige narcist die aan de macht komt te analyseren en te begrijpen. Neem de psychiater Erich Fromm, die in 1964 in The Heart of Man: Its Genius for Good and Evil de term kwaadaardige narcist introduceerde. Zie Als Erich Fromm (1900 - 1980) nog geleefd zou hebben, dan zou hij zich gebogen hebben over de kwaadaardige narcisten van nu.

Een van die kwaadaardige narcisten van nu is natuurlijk Donald Trump. Die slaagde erin om in de democratische Verenigde Staten president te worden en in die hoedanigheid veel kwaad aan te richten. Maar de Amerikaanse democratie bleek tot nu toe sterk genoeg om zich tegen een foute leider te verweren en hem een verkiezingsnederlaag te bezorgen. En hem voor zijn begane misdrijven juridisch te vervolgen. Hij is nu weliswaar weer de Republikeinse presidentskandidaat, maar de kans dat hij president wordt lijkt verwaarloosbaar.

Maar een kwaadaardige narcist is niet in staat om in een nederlaag te berusten. Neem weer Adolf Hitler. Die vond dat niet hij de schuldige was van de ondergang, maar het Duitse volk dat hem had verraden en dus met hem moest ondergaan. Erich Fromm daarover:

The best-known example for this latter case is Hitler. Here was an extremely narcissistic person who probably could have suffered a manifest psychosis had he not succeeded in making millions believe in his own self-image, take his grandiose fantasies regarding the millenium of the "Third Reich" seriously, and even transforming reality in such a way that it seemed proved to his followers that he was right. (After he had failed he had to kill himself, since otherwise the collapse of his narcissistic self-image would have been truly unbearable.)

Het verschil tussen toen en nu is dat de psychiatrische analyses van de persoon Donald Trump niet pas naderhand het licht zien. Zie uit 2017 Het gevaar van Donald Trump - Psychiaters waarschuwen en uit 2019  Een extreme vorm van het najagen van status, namelijk van het onvermogen om anderen te zien als gelijken.

Daar komt een opvallend ander verschil bij. Hitler trok zich terug uit de openbaarheid nadat de eerste aanwijzingen van de ophanden zijnde ondergang zich aandienden. Toen er nog kans was op een overwinning, deed hij niets liever dan brallerige redevoeringen houden. Alleen in de besprekingen met zijn generaals bleef hij tot vrijwel het einde, zijn zelfgekozen dood, onrealistisch zelfverzekerd. Tot het onder ogen zien van de werkelijkheid was hij niet in staat. Hij bleef tot het eind fantaseren over niet meer bestaande legeronderdelen die de kansen zouden doen keren.

Die onrealistische omgang met de werkelijkheid vraagt natuurlijk om een psychiatrische analyse. In het geval van Donald Trump wijzen die analyses in de richting van cognitieve achteruitgang en beginnende dementie. Honderden medische professionals waarschuwen voor de gevaren als zo iemand een publieke functie, laat staan het presidentschap, zou gaan uitoefenen. Zie "Experts are desperate to warn the public": Hundreds sign Dr. John Gartner's Trump dementia petition en Forensic psychiatrist on physical signs of Trump's mental decline: "Changes in movement and gait".

Volgens forensisch psychiater Elisabeth Zoffmann is de diagnose Behavioral Variant Fronto-Temporal Dementia van toepassing, die wordt omschreven als:

insidious changes in personality and interpersonal conduct that reflect progressive disintegration of the neural circuits involved in social cognition, emotion regulation, motivation and decision making. 

Die diagnose baseert ze op dit rijtje van aanwijzingen:

  • Changes in speech patterns with many fewer and simpler words (decline in vocabulary) with fewer adjectives and adverbs.
  • A decline in cognitive focus on speech subjects with incomplete sentences and an inability to focus on a topic long enough to complete a sentence when not reading from a teleprompter.
  • Difficulty pronouncing words, word substitution and nonsense words – known as paraphasia
  • Tangential thinking where the topic switches mid-sentence to some unrelated topic.
  • Frequent repetition of words and phrases as if his mind is stuck in a loop.
  • Disinhibition and an inability to control verbal outbursts.
  • Socially inappropriate behavior – mocking a man with muscular dystrophy, disrespecting fallen soldiers as losers.
  • Lack of self-awareness in that he apparently cannot see how inappropriate his behavior has become and use his judgment to stop himself.
  • Changes in movement and gait. His walk appears wide-based and he has developed a swing of his right leg. He appears glued to the floor when he “dances” for his audience. If caught on camera standing still, he appears unnaturally immobile.
  • The changes in judgment and impulse control have uncovered and perhaps worsened underlying personality traits that others have characterized as narcissistic and antisocial. The changes have led some experts to suggest a diagnosis of “malignant narcissism."

Het kan goed zijn dat bij Trump een vorm van dementie een rol speelt. Zijn vader kreeg die diagnose. 

Maar wat ook de preciese diagnose moet zijn, het algemene verschijnsel is dat de kwaadaardige narcist uiteindelijk volledig vastloopt in zijn omgang met de werkelijkheid. 

Er zijn geen aanwijzingen dat Hitler aan het eind van leven dement werd. Hij was weliswaar volledig de weg kwijt, maar had nog wel het benul dat zelfmoord de enige uitweg was. Als Trump inderdaad lijdt aan dementie, dan is voor hem die uitweg misschien al niet meer mogelijk.

donderdag 21 maart 2024

Het allereerste waarschuwingssignaal - Een sociaalwetenschappelijk zicht op hoe Nederlanders reageerden op de Duitse Bezetting - 21

In de documentaire Werktuig van de nazi's komt journalist Hans Knoop aan het woord. Hij schreef een boek over het optreden van de Joodse Raad gedurende de Duitse bezetting van 1940-1945. 

Hij zegt daar een paar keer dat de Joodse Raad moest handelen "in een vacuüm". Daar bedoelt hij mee dat het Nederlandse bestuur en de Nederlandse ambtenaren de Jodenvervolging hebben laten gebeuren en er zelfs aan hebben meegewerkt. Tegen dat licht moet het optreden van de Joodse Raad worden beoordeeld. 

Er valt wat voor te zeggen dat Asscher en Cohen, de twee voormannen van de Raad, er weliswaar nog het beste van probeerden te maken, maar dat ze toch ook medeplichtig waren aan de deportatie van de Joden. Doordat ze in feite uitvoering gaven aan de anti-Joodse maatregelen die de Duitsers oplegden. 

Toch is hen dat na de oorlog niet nagedragen, dat wil zeggen niet in de zin dat ze voor een rechter werden gedaagd om verantwoording af te leggen. Hoe kon dat? Hans Knoop daarover (vanaf 38:42 in de documentaire):

Als Asscher en Cohen daadwerkelijk een strafproces zouden hebben gekregen waarin hen medeplichtigheid aan de moord op 106.000 Nederlandse Joden ten laste zou worden gelegd, dan zouden ze hun mond hebben opengetrokken. Dan zouden ze de rechters hebben verteld in welk vacuüm ze hebben moeten opereren. Hoe de rechterlijke macht heeft gecollaboreerd. Welke rechter kan een oordeel uitspreken over Asscher en Cohen? De Nederlandse rechters bleven in functie toen hun allerhoogste baas, de president van de Hoge Raad, heeft moeten aftreden. Er is er niet één geweest die solidair met mr. Visser was, de aftredende president van de Hoge Raad. Asscher en Cohen zouden een ontluisterend beeld van Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben geschetst. Daar zat Nederland op dat moment niet op te wachten. 

Een ontluisterend beeld van Nederland. 

Net zo is het optreden van de Hoge Raad, Nederlands hoogste rechtscollege, gedurende de bezetting lang geen onderwerp geweest van kritische beoordeling. Uiteindelijk verscheen in 2011 De Hoge Raad en de Tweede Wereldoorlog van Corjo Jansen. Mr. Visser was Joods en moest als president aftreden als onderdeel van de anti-Joodse maatregelen. De overige leden van de Hoge Raad legden zich daarbij zonder protest neer en bleven aan.

Het heeft lang geduurd voordat Nederland uiteindelijk wel onder ogen ging zien hoe ontluisterend dat beeld was. Rob Bakker in de Inleiding van zijn in 2020 verschenen Boekhouders van de Holocaust. Nederlandse ambtenaren en de collaboratie (p. 12-13):

In dit boek wordt duidelijk gemaakt dat in Nederland de collaboratie in de Jodenvervolging geen zaak was van individuele ambtenaren, maar dat het gehele Nederlandse overheidssysteem onder leiding van de secretarissen-generaal, de Joodse populatie stap voor stap opofferde aan het voortbestaan van zijn eigen bestuur. Dat werd gezien als een landsbelang, dat in een reeks van fatale ambtelijke beslissingen uitsteeg boven het belang van een minderheidsgroepering als de Joden.

Het systeem van de bureaucratie overleefde omdat het behoud van het bestuur de eerste prioriteit was van alle onderdelen en lagen van het systeem. De collectieve verantwoordelijkheid dekte iedere individuele verantwoordelijkheid af, maakte iedere ambtelijke beslissing in de anti-Joodse maatregelen juridisch deugdelijk in de naoorlogse beoordeling. Na de oorlog is er ook geen enkele ambtenaar in functie veroordeeld vanwege medewerking aan de Jodenvervolging.De Nederlandse overheid bood als laatste West-Europese land in 2020 haar excuses aan voor haar rol in de Jodenvervolging.

Toen de naoorlogse discussies over die individuele en collectieve verantwoordelijkheid uiteindelijk op gang kwamen, heeft daarin een rol gespeeld in hoeverre mensen (de leden van de Joodse Raad, de Nederlandse rechters en ambtenaren, de Nederlandse bevolking) er wel van op de hoogte waren dat de afgevoerde Joden industrieel werden vermoord. Daarover schreef Bart van der Boom 'Wij weten niets van hun lot'. Gewone Nederlanders en de Holocaust (2012). Dezelfde discussie speelde speelde natuurlijk ook in Duitsland (Peter Longerich, "Davon haben wir nichts gewusst!" Die Deutschen und die Judenverfolgung 1933 - 1945). Zie voor meer daarover ook "Davon haben wir nichts gewusst"- Over geweld en propaganda.

Maar de vraag of men van dat lot wel of niet op de hoogte was, gaat er geheel aan voorbij dat die verantwoordelijkheid natuurlijk al veel eerder begon dan het moment dat de Joden werden opgepakt en afgevoerd. Die was al begonnen met de ambtelijke registratie van de Joden. En met de eis van ondertekening van de ariërverklaring.

Dat waren al maatregelen die met zelfs een minimum van moreel besef nooit hadden moeten worden geaccepteerd. Laat staan dat er aan de uitvoering ervan werd meegewerkt. Maatregelen die overduidelijk  al in strijd waren met de morele gemeenschapsintuïties van iedereen-telt-mee. Die onmogelijk als "onschuldig" konden worden beschouwd.

Dat dat laatste toch gebeurde, blijft een uiterst ongemakkelijke en verontrustende constatering. Verontrustend, omdat zoiets dus weer kan gebeuren.

In dat licht is het zo belangrijk om onder ogen te zien dat het kwaad van de Holocaust, en het kwaad in zijn algemeenheid, altijd al, nog voorafgaand aan de eerste maatregelen, begint met de verbale agressie. Zie weer het vorige bericht. Het allereerste waarschuwingssignaal is de verbale agressie. 

Dat zou een wijdverbreid inzicht moeten zijn.

dinsdag 19 maart 2024

Het begint met verbale agressie - Een sociaalwetenschappelijk zicht op hoe Nederlanders reageerden op de Duitse Bezetting - 20

Het lijkt erop dat het gemeenschapsverzet tegen het kwaad van de onderdrukking en overheersing van het statuscompetitiepatroon tegen twee problemen aanloopt (hier het vorige bericht): 

  1. het probleem van de kleine stapjes. Als het kwaad zich stapsgewijs ontwikkelt, dan dreigt het gevaar dat we het te lang laten gebeuren, waardoor we in een latere fase uit ons eigen gedrag en dat van anderen gaan opmaken dat het aanvaardbaar of zelfs wenselijk is. We maken dan een switch van het gemeenschapspatroon naar het statuscompetitiepatroon. Dat houdt in dat we in het wereldbeeld van onveiligheid terechtkomen, waarop statuscompetitiegedrag het passende antwoord is.
  2. het probleem van de onderschatting. Als je gemeenschapspatroon geactiveerd is, dan is dat het resultaat van een sociaal proces, namelijk van het elkaar verschaffen van sociale veiligheid door middel van gemeenschapsgedrag. Gemeenschapsgedrag is ons dan vertrouwd, waardoor informatie over statuscompetitiegedrag moeilijk cognitief verwerkt wordt. En dat maakt dat de omvang van het kwaad dat uit de activering van het statuscompetitiepatroon voortkomt, moeilijk voorstelbaar is. De informatie dringt niet tot ons door. Dus onderschatting. Zie ook Why is it hard to believe that some people are evil?

Als die problemen inderdaad bestaan, dan zouden we daar iets aan moeten doen. 

Er is natuurlijk een oplossing die zich gemakkelijk opdringt: wees bedacht op die eerste kleine stapjes en onderschat die niet. Maar dat vereist inzicht in de aard van die eerste kleine stapjes.

Daar valt met enige reflectie wel iets over te zeggen. Want wat is het eerste signaal van statuscompetitiegedrag? Dat is natuurlijk de verbale agressie, het beledigen, intimideren, kleineren, bespotten, bedreigen, pesten.
 
 In het statuscompetitieve wereldbeeld zijn er vijanden, die als minderwaardig gezien worden en die moeten worden bestreden. Dat die vijanden bestaan is een bedreiging voor de eigen superioriteitsclaim en daar moet altijd als eerste stap met verbale agressie, met het naar beneden halen, op gereageerd worden. 
 
Die voortkomt uit een gemoedstoestand die vroeg of laat ook fysieke agressie, of oproepen tot fysieke agressie, teweegbrengt. Maar verbale agressie is de eerste uitingsvorm van de activering van het statuscompetitiepatroon. Zie ook Verbal Aggression: Understanding the Psychological Antecedents and Social Consequences

Dat is niet een onbekend inzicht. We kennen het als het inzicht dat de Holocaust begon met woorden. Niet pas met de borden 'Voor Joden verboden', maar al met de agressieve redevoeringen van Adolf Hitler tien jaar eerder. Die voortkwamen uit een gemoedstoestand en bij de toehoorders een gemoedstoestand teweegbrachten die de industriële massamoord op de Joden mogelijk maakten. 

Verbale agressie is altijd het eerste signaal. En de neiging tot verbale agressie kennen we van rechts-extremistische politici waar en wanneer dan ook. Van Geert Wilders. Van Donald Trump. De onschuld van "het zijn maar woorden" bestaat niet.

zaterdag 16 maart 2024

Frans de Waal overleden - Zijn eerste boek, Chimpanseepolitie, uit 1982, was baanbrekend

Frans de Waal is overleden. Hier de necrologie van Hendrik Spiering in NRC>: De man die mens en aap dichter bij elkaar bracht

Klik op het label "Frans de Waal" om alle berichten op dit blog te lezen waarin zijn werk wordt aangehaald. 

In dit bericht uit 2013 sta ik stil bij zijn eerste boek dat in 1982 verscheen en dat baanbrekend was.

Frans de Waal begon zijn wetenschappelijke carrière aan de Universiteit Utrecht met zijn beroemd geworden onderzoek naar de chimpanseegroep van Burgers Dierenpark in Arnhem. Hij schreef daarover dat prachtige boek Chimpanseepolitiek. Macht en seks bij mensapen, dat in 1982 verscheen. 

Dat was een baanbrekend onderzoek, omdat hij, tegen de wetenschappelijke consensus van die tijd in, chimpansees nauwgezet en langdurig observeerde en hun gedrag interpreteerde als dat van een soort die heel dicht bij de mens staat. Het was een tijd waarin het behaviorisme nog invloedrijk was en waarin het niet werd gewaardeerd als je gedrag beschreef in termen van motieven en doelen. Want dat was niet objectief.

Daar denken we nu heel anders over, met goede redenen. Frans de Waal was dus zijn tijd ver vooruit. Ik sloeg dat boek zopas nog even op en kwam al bladerend op een passage achterin waarin hij stilstaat bij de vraag of die chimpansees ook bewust handelen als ze motieven of doelen hebben. En de vraag wat dan het verschil is met mensen. En het is opvallend dat hij hier vooruitloopt op de resultaten van het latere onderzoek naar bewust en onbewust gedrag, zoals dat van Jonathan Haidt. (Zie ook dit bericht.)

Ik schrijf die passage hier maar even over (p. 189-190 van de eerste druk):

Hoewel men zich moeilijk kan voorstellen hoe het uitstippelen van strategieën onbewust kan plaatsvinden, wil ik herhalen dat de aanvaarding van rationeel denken bij chimpansees nog niet hoeft in te houden dat ze ook bewustzijn hebben. Anderzijds wil ik de mogelijkheid van bewustzijn bij dieren ook niet uitsluiten.
Heruitgave 2010
Het komt vaak voor dat mensen het doel van hun gedrag pas achteraf ontdekken. Zo komen we in de puberteit in verzet tegen onze ouders. Dan provoceren we hen en dagen hen uit. Later kunnen we dit gedrag verklaren met de opmerking: 'Ik wilde mijn onafhankelijkheid,' maar toch mogen we niet vergeten dat we het generatieconflict niet met dat motief voor ogen zijn aangegaan. Het motief was onbenoemd en onbewust. Evenzo kan het gebeuren dat we anderen willen beïnvloeden en daartoe tactieken ontwikkelen zonder ook maar een moment te beseffen waar het ons om te doen is. We kunnen zelfs vermijden erover te denken of te spreken. De Nederlandse sociaal-psycholoog Mauk Mulder heeft met vele reeksen proeven bewezen dat mannen voldoening vinden in het uitoefenen van macht en dat ze ervoor ijveren invloed op anderen te vergroten. Tegelijkertijd constateert hij echter een taboe rondom het woord 'macht': 'Wanneer we over macht spreken, hebben we het over iemand anders...' Als we het over onszelf hebben, noemen we het liever 'het nemen van verantwoordelijkheid', 'het hebben van gezag' of 'het helpen van anderen door hun beslissingen uit handen te nemen'.
 Bij het besluipen van een vogel moet een kat zijn uiteindelijke sprong 'berekenen'. Hij heeft veel ervaring nodig om de reactie van de vogel nauwkeurig te voorspellen. Er bestaat in dit opzicht dan ook een groot verschil tussen jonge en volwassen katten. Als regel beschouwen de de berekening van de kat niet als een bewust proces. Ik denk dat onze eigen strategieën voor een groot deel op soortgelijke intuïtieve berekeningen gebaseerd zijn. Hoewel ze afhangen van ervaring en veel intelligentie vereisen, hoeven ze niet tot ons bewustzijn door te dringen. Evenzo kunnen chimpansees een rationele handelwijze volgen zonder dat ze hun strategie bewust van te voren uitstippelen.
De mens is een sprekende aap, maar zijn gedrag verschilt in wezen niet veel van dat van een chimpansee. Mensen houden zich bezig met verbale gevechten, provocerend of imponerend woordvertoon, verontwaardigde interrupties, verzoenende opmerkingen en al die andere gedragspatronen die chimpansees zonder begeleidende tekst uitvoeren. Als de mens zijn toevlucht neemt tot handelingen in plaats van woorden is de overeenkomst nog groter. Chimpansees krijsen en schreeuwen, slaan met deuren, gooien met voorwerpen, roepen om hulp en maken het na afloop met een vriendelijke aanraking of omhelzing goed. Wij mensen vertonen al deze patronen ook, gewoonlijk zonder een bewuste beslissing om zo te doen, en het zou best kunnen dat onze motieven niet zo veel van die van chimpansees verschillen.

woensdag 13 maart 2024

Waar ligt het moment dat het kwaad moet worden tegemoetgetreden? - Een sociaalwetenschappelijk zicht op hoe Nederlanders reageerden op de Duitse Bezetting - 19

De opening van het Nationaal Holocaustmuseum in Amsterdam doet ons terugdenken aan het verleden, aan de geschiedenis van de Jodenvervolging in Nederland, maar is evenzeer een oproep om de actualiteit van het huidige rechts-extremisme onder ogen te zien. Zoals je op de website van het museum kunt lezen:

Hier komen bezoekers te weten hoe de Holocaust heeft kunnen gebeuren, wie de slachtoffers en verantwoordelijken waren en hoe we kunnen voorkomen dat dit opnieuw gebeurt. (...)

In het Nationaal Holocaustmuseum herdenk je de slachtoffers en bespreek je de gevolgen van onverschilligheid en discriminatie, toen en nu.

Een antwoord op de vraag hoe het kon dat Nederlanders het lieten gebeuren dat driekwart van hun Joodse landgenoten werden afgevoerd en vermoord, is niet alleen van historisch, maar ook van groot actueel belang. En het is een bijzonder geval van de fundamentele sociaalwetenschappelijke vraag naar de voorwaarden waaronder de extreme uitingsvormen van het statuscompetitiepatroon, het kwaad, in een samenleving ruim baan krijgen.

Wat die laatste vraag betreft, zagen we al hoe het natuurlijke tegenwicht tegen het kwaad van dat statuscompetitiepatroon, het gemeenschapspatroon, kan falen als het kwaad in kleine stapjes wordt toegediend. Er kan dan namelijk een switch plaatsvinden naar de activering van het statuscompetitiepatroon. Want hoe meer mensen dat patroon in hun omgeving waarnemen, hoe groter de kans dat ook hun eigen gedrag erdoor geleid gaat worden. Geheel volgens Stelling 2 van de Dual Mode-theorie. 

Het beeld van een onveilige wereld wordt dan overgenomen. Waardoor je ook gaat geloven dat er vijanden zijn (de Joden, de vreemdelingen, de linkse intellectuelen) die moeten worden bestreden. Of waardoor je in je schulp kruipt en probeert om het er door die "immobilisatie" nog zo goed mogelijk van af te brengen. In het eerste geval wordt je een meeloper of een collaborateur. En in het tweede geval maak je je kwetsbaar voor de beschuldiging van de onverschilligheid, van het wegkijken.

En we zagen dat mensen zich er zolang hun gemeenschapspatroon geactiveerd is, maar moeilijk het kwaad van dat statuscompetitiepatroon kunnen voorstellen. We kunnen aan ons beeld van een veilige wereld zo lang mogelijk willen vasthouden en daardoor het kwaad laten voortwoekeren tot het te laat is.

Er zijn dus verschillende wegen waarlangs het "gemeenschapsverzet" tegen het kwaad van het statuscompetitiepatroon niet tot stand komt. Terwijl dat verzet soms zo hoog nodig is.

Daarmee zijn we aangekomen bij het onderscheid dat Richard Wrangham in zijn The Goodness Paradox. The Strange Relationship Between Virtue and Violence in Human Evolution maakt tussen reactieve en proactieve agressie. 

Reactieve agressie is de agressie die voortkomt uit het geactiveerd zijn van het statuscompetitiepatroon. Je gaat er vanuit dat het in de wereld draait om ieder-voor-zich en dat je dus altijd op je hoede moet zijn en geen gelegenheid voorbij moet laten gaan om te laten zien hoe sterk en krachtig jij bent. Alles is al snel een aanleiding om je te laten gelden en anderen op hun nummer te zetten. Het is de vorm van agressie die je bij vrijwel alle dieren tegenkomt, omdat het statuscompetitiepatroon nu eenmaal zo wijd verbreid is. Wrangham noemt het the "hot" type of aggression. Hot in de zin van direct voortkomend uit de emoties van het onveilige wereldbeeld van het statuscompetitiepatroon. 

Daarentegen heeft zich in de menselijke evolutie ook het vermogen tot proactieve agressie ontwikkeld. En dan gaat het precies over dat gemeenschapsverzet tegen het kwaad van het statuscompetitiepatroon. Die proactieve agressie heeft het mogelijk gemaakt dat de mensheid zichzelf heeft "gedomesticeerd".  Dat wil zeggen, zich tot een soort heeft ontwikkeld die in grote mate staat is tot onderlinge goedaardigheid, dus tot gemeenschapsgedrag. 

Maar daarvoor was nodig dat mensen in dat verzet, dus het verzet tegen degenen die de baas willen spelen en willen onderdrukken en overheersen, en met dat oogmerk reactief agressief zijn, onderling samenwerkten. En precies dat is waar onze vroege voorouders, de jager-verzamelaars, toe in staat waren. Ze wisten door collectief optreden, voorafgegaan door onderling overleg, eerst zachtzinnig, zoals door overreding en sociale uitsluiting, maar zo nodig met "proactieve agressie", overheersingsgedrag te onderdrukken. Wrangham geeft daar fraaie beschrijvingen van, deels op basis van onderzoek door Christopher Boehm (Moral Origins. The Evolution of Virtue, Altruism, and Shame). Die proactieve agressie is "cold", planned and deliberate.

Dat het gemeenschapsverzet in die jager-verzamelaars samenlevingen vaak succesvol was, komt doordat het statuscompetitiegedrag meestal maar bij een enkel groepslid voorkwam, snel werd opgemerkt en er daardoor snel op kon worden gereageerd. Dat is een groot verschil met huidige samenlevingen, waarin immers statuscompetitiegedrag en de bijbehorende agressie zich gemakkelijk kan uitbreiden. Zoals wanneer een vijandelijk leger met kwaadaardige bedoelingen je land binnenvalt. Of zoals wanneer kwaadaardig rechts-extremisme zich weet uit te breiden. 

Wat bepaalt dan de kans dat gemeenschapsverzet zal ontstaan en succesvol is? In plaats van die switch naar het statuscompetitiepatroon of van dat in je schulp kruipen? Wordt vervolgd.

vrijdag 8 maart 2024

Is er naast de gewenning aan ook de onderschatting van het kwaad? - Een sociaalwetenschappelijk zicht op hoe Nederlanders reageerden op de Duitse Bezetting - 18

Hoe verder je vordert in Judith Koelemeijers biografie Etty Hillesum, Het verhaal van haar leven, hoe moeilijker het wordt om door te lezen. Want je weet hoe dat leven afloopt en je huivert alleen al bij de gedachte daaraan, laat staan bij de beschrijving ervan.

Etty was op 6 juni 1943 opnieuw in Westerbork aangekomen. (Ik realiseer me dat ik drie dagen eerder werd geboren, in het Friese Akkrum, op 56 kilometer afstand van Westerbork. Het voelt alsof dat de  gebeurtenissen dichterbij brengt. Het was noch naar ruimte noch naar tijd ver weg.) Etty was Joodse Raad-medewerkster en had een paar maanden "met verlof" thuis in Amsterdam doorgebracht. Op dinsdagochtend 8 juni was ze er getuige van dat een "transport" van 1350 vrouwen, 613 mannen en 1051 kinderen, dat een paar uur eerder uit kamp Vught was aangekomen, verder werd gedeporteerd (p. 399-400):

Etty had een rustig plekje gevonden in een uithoek van het kamp om te schrijven. Ze zat in de zon, onder een prachtig blauwe hemel, tussen wat laag struikgewas. De trein was volgeladen, de deuren gingen dicht. Ze klom op een kist om het aantal wagons te tellen en kwam tot 35, maar ze vergiste zich. In werkelijkheid waren het er liefst 46; het grootste transport van Joden uit Nederland. Uit de openingen in de wagons staken handen, "die zwaaiden, net als bij drenkelingen'. De bestemming was Sobibor in Oost-Polen - maar dat wisten ze nog niet.

"De locomotief geeft een vreselijke gil, het hele kamp houdt de adem in, er vertrekken weer 3000 Joden. (...) De lucht is vol vogels, de paarse lupinen staan daar zo vorstelijke en vredig, op die kist zijn twee oude, keuvelende vrouwtjes gaan zitten, de zon schijnt op m'n gezicht en vlak voor onze ogen geschiedt een massamoord, het is zo onbegrijpelijk alles."

---

Massamoord, schreef Etty. Alsof ze wist dat niemand van de gedeporteerden het vernietigingskamp Sobibor zou overleven. Maar zo duidelijk was het voor Etty niet, óók niet in de zomer van 1943. Ze begreep wel dat de zwakkeren - zieke kinderen, bejaarden - weinig kans maakten de dagenlange treinreis of de ongetwijfeld barre omstandigheden in het 'werkkamp' te overleven."Verschillende baby's met longontsteking liggen daar in de goederenwagens," noteerde ze ontzet. Maar dat er in het oosten werkelijk een massamoord plaatsvond, een industriële vernietiging van mensenlevens, daarvan had ze geen idee. 

De bange vermoedens die er natuurlijk waren, moeten zijn verdrongen. Etty heeft het over een "werkkamp" waar ze terecht zullen komen. Met ontberingen, maar misschien toch een kans om te overleven. 

"Reeds honderdduizend van onze rasgenoten uit Holland zwoegen onder een onbekende hemel of liggen te rotten in een onbekende aarde. Wij weten niets over hun lot."

Dat laatste zinnetje werd de titel van het in 2012 verschenen 'Wij weten niets van hun lot'. Gewone Nederlanders en de Holocaust van Bart van der Boom. In 2022 is het heruitgegeven, maar ik heb een paar dagen geleden de uitgave uit 2012 via boekwinkeltjes.nl aangeschaft. 

Bart van der Boom probeert daarin aan de hand van bestudering van 164 dagboeken uit de tijd van de bezetting de vraag te beantwoorden wat de Nederlanders wisten van de Holocaust, dus van die industriële massamoord op de Joden (en de Sinti en de Roma). Ik heb het in die paar dagen natuurlijk nog niet helemaal kunnen lezen (het telt ruim 500 pagina's). Maar in de laatste twee alinea's van hoofdstuk 11 (Kennis; gewusst?) geeft Van der Boom zelf deze samenvattende conclusie:

De gewone Nederlander wist niets over het lot van de Joden. Maar hij vermoedde, veronderstelde, vreesde wel iets. Hij bezat geen zekerheid, maar wel een verwachting. En die verwachting viel binnen een duidelijke bandbreedte. Aan de en kant werd die begrensd door de werkelijkheid van Auschwitz en Sobibor. Die was voor de tijdgenoot onvoorstelbaar. De meeste mensen overwogen de mogelijkheid van onmiddellijke, industriële moord niet eens; ze verwachtten, zo is wel gezegd, het ergste - niet het ondenkbare.

Maar dat betekent niet dat de gewone Nederlander de leugens van reguliere arbeidsinzet geloofde; die leugen vormde de andere grens van de bandbreedte. Niemand zag de deportatie van de Joden als een onschuldige operatie. Dat zij slecht behandeld zouden worden, dat er op termijn veel doden zouden vallen, was vanzelfsprekend. De vraag was hóé slecht, hoevéél doden en op wélke termijn. Dat was allemaal hoogst onzeker.

Wat hier ongetwijfeld een cruciale rol heeft gespeeld, is die van de onvoorstelbaarheid. Dat is ook de titel van een paragraaf van dat hoofdstuk (p, 383-383). Gevolgd door een paragraaf met Verdringing als titel. Die twee begrippen grijpen in elkaar. 

Die onvoorstelbaarheid komt voort uit de innerlijk tegenstrijdige menselijke sociale natuur. Als het gemeenschapspatroon actief is, dan kunnen we ons de uitwassen van het statuscompetitiepatroon (het kwaad) niet dan met grote moeite of zelfs helemaal niet en al helemaal niet levendig voor de geest halen. Het is onvoorstelbaar. Het is hoogstens een besef van een abstracte mogelijkheid, waar we inderdaad met verdringing op reageren. 

Dat betekent dat er naast de gewenning aan het kwaad, als het met kleine stapjes tot ons komt, ook altijd een proces is van de onderschatting van het kwaad. 

Want als de uitwassen van het statuscompetitiepatroon sterk gedoseerd onder onze aandacht worden gebracht, dan kan dat ertoe leiden dat ons eigen statuscompetitiepatroon beetje bij beetje wordt geactiveerd. Het kwaad wordt "genormaliseerd". We leggen ons erbij neer en proberen er onder de gegeven omstandigheden voor onszelf het beste van te maken. 

Beide processen, de gewenning aan en de onderschatting van het kwaad zullen een rol hebben gespeeld in hoe Nederlanders reageerden op de Duitse bezetting en de Jodenvervolging.

dinsdag 5 maart 2024

Een nieuw onderzoek dat er weer eens op wijst hoe onze samenleving is afgedwaald van die waarin mensen zich oorspronkelijk hebben kunnen ontwikkelen

De nieuwe studie Sensitive Responsiveness and Multiple Caregiving Networks Among Mbendjele BaYaka Hunter-Gatherers: Potential Implications for Psychological Development and Well-Being wijst er nog eens op hoe de sociale omgeving waarin kinderen tegenwoordig opgroeien afwijkt van wat in de lange periode dat onze voorouders als jagers-verzamelaars leefden gebruikelijk was. 

Die tegenwoordige sociale omgeving wordt erdoor gekenmerkt dat gezinnen in grote mate sociaal geïsoleerd leven. In de berichten op dit blog achter het label "sociaal isolement van gezinnen" lees je niet alleen over de mate van dat sociale isolement en dus over de vele tijd die kinderen met alleen de eigen ouders doorbrengen, maar ook over de aanwijzingen dat het voor de ontwikkeling en het welbevinden van kinderen beter is om ook buiten het eigen gezin vertrouwde contacten met oudere kinderen en met andere volwassenen te hebben. 

Zo is er het vele onderzoek naar het belang van veilige gehechtheid voor kinderen en zijn er de aanwijzingen dat het sociale isolement van gezinnen de kans vergroot op het ontwikkelen van een angstige of een vermijdende hechtingsstijl. Zie Waarom zijn we niet allemaal veilig gehecht? Hoe minder opgroeiende kinderen ervaren dat er ook buiten het eigen gezin vertrouwde anderen zijn bij wie ze zich veilig voelen, hoe groter de bekende angst voor vreemden en hoe moeilijker de overgang naar volwassenheid. 

Anders gezegd, kinderen groeien weliswaar op in de gemeenschapsomgeving van het eigen gezin, maar zijn onzeker of zie die omgeving daarbuiten wel zullen aantreffen. Die sociale onveiligheid vergroot de kans op de activering van het statuscompetitiepatroon, ook al doordat kinderen in het onderwijssysteem te maken krijgen met de leeftijdshomogene groepen waarin ze zich moeten zien te handhaven. Zie ook Minder pesten door kleinere scholen en leeftijdsgemengde groepen.

Die nieuwe studie doet verslag van onderzoek uitgevoerd bij een jagers-verzamelaarsgroep, de Mbendjele, in het Congolese regenwoud. De Mbendjele zijn mobiel en egalitair. Een kamp bestaat uit tussen de 20 en 80 personen, verdeeld over verschillende kerngezinnen met een lage gemiddelde verwantschap. Naast de eigen moeder zijn er andere volwassenen (allomothers) die een grote bijdrage leveren aan de zorg voor kinderen. We zien duidelijk het patroon van de coöperatieve zorg. Als een kind huilt, is er vrijwel altijd en meteen een geruststellende reactie, die vaak fysiek is. In  40 tot 50 procent van de gevallen afkomstig van een "allo-moeder", die ook een ouder kind kan zijn. Kinderen groeien in een veilige sociale omgeving op en kunnen ervan uitgaan dat die gedurende hun leven blijft bestaan.

Het onderzoek wijst er weer eens op hoe onze samenleving is afgedwaald van die waarin mensen zich oorspronkelijk hebben kunnen ontwikkelen. Die oorspronkelijke sociale omgeving van coöperatieve zorg was er voor verantwoordelijk dat het gemeenschapspatroon sterk werd bevorderd en het statuscompetitiepatroon weinig kans kreeg om te worden geactiveerd. 

In de huidige manier van samenleven moeten we vele malen meer moeite doen om iets te bereiken wat daar zelfs maar in de buurt komt. Terwijl we de voordelen van dat gemeenschapspatroon kennen en evenzeer de nadelen van dat statuscompetitiepatroon. 

We willen natuurlijk graag alle voordelen van het moderne leven. Neem de hoogontwikkelde medische zorg. Maar we moeten nog zien uit te vinden hoe we die kunnen combineren met een voor mensen geschiktere sociale omgeving. 

Waarin we meer samenwerken, niet alleen bij het grootbrengen van de kinderen, maar ook bij het in stand houden en beschermen van wat de aarde ons te bieden heeft.

vrijdag 1 maart 2024

Gewenning aan het kwaad - Een sociaalwetenschappelijk zicht op hoe Nederlanders reageerden op de Duitse Bezetting - 17

Waardoor was er na de Duitse inval in mei 1940 en gedurende de vijf jaren van bezetting, onderdrukking en Jodenvervolging zo weinig verzet onder de Nederlandse bevolking? Naar schatting nam niet meer dan vijf procent van de bevolking actief deel aan het verzet. Hier het vorige bericht in deze reeks. 

Zoals gezegd, een belangrijke rol moet hebben gespeeld dat na de inval het koningshuis en de ministers naar Engeland vluchtten en dat de boodschap van wat er van het Nederlandse bestuur resteerde er vooral uit bestond dat met de bezetter zoveel mogelijk zou worden samengewerkt. In plaats van op te roepen tot verzet was er integendeel de oproep om zich bij de nieuwe situatie neer te leggen. Er was toch niets aan te doen, de Duitse overmacht was immers overweldigend, en het was zaak om erger te voorkomen. 

Sociaalwetenschappelijk gezien werd daarmee de terugtrekkingsreactie (de "immobilisatie") op de ontstane toestand van ervaren sociale onveiligheid gelegitimeerd. En werd de vechtreactie ontmoedigd. 

Dat moet er ook mede een oorzaak van zijn geweest dat de Nederlandse bevolking zo lankmoedig reageerde op de Jodenvervolging die al aan het eind van 1940 op gang kwam. Waardoor in ons land een groter deel van de Joodse bevolking kon worden afgevoerd en vermoord dan in enig ander door de Duitsers bezet land. Over die rol van bestuur en ambtenaren in volgende berichten meer. 

Daarnaast moet ook een rol hebben gespeeld dat die Jodenvervolging zich in kleine stapjes voltrok. Van verplichte registratie naar ariërverklaring naar ontslag uit overheidsdienst naar het persoonsbewijs naar de borden "Voor Joden verboden" naar verwijdering van Joodse kinderen van openbare en bijzondere scholen naar de invoering van de Jodenster naar het reisverbod naar de gettovorming naar de razzia's en naar de transporten naar Westerbork en naar de concentratiekampen. (Enkele tussenstapjes ontbreken nog.)

Door die Duitse strategie van cumulerende kleine stapjes kon een proces van gewenning aan het kwaad in werking worden gezet. Bij de Nederlandse bevolking, bij de Nederlandse uitvoerders van de Duitse maatregelen (de boekhouders van de Holocaust, de politieleiding en -agenten en de NS-directie en -werknemers die de transporten verzorgden) en waarschijnlijk ook voor een deel bij de Duitse uitvoerders zelf. Want niet iedere Duitser was een kwaadaardige antisemiet.

Over dat proces van gewenning aan het kwaad schreven Tali Sharot en Cass Sunstein vorige week in de New York Times het essay Why People Fail to Notice Horrors Around Them. Als het kwaad in kleine porties tot je komt, dan kan het zijn dat je gaandeweg wandaden laat passeren waar je met grote morele verontwaardiging op had gereageerd als die aan het begin hadden gestaan. 

Dat kan ook het geval zijn als dat kwaad in jezelf huist. Sharot en Sunstein halen de onderzoeken van Stanley Milgram uit het begin van de jaren zestig terug in de herinnering. Daaruit bleek dat gewone mensen ertoe gebracht kunnen worden om aan iemand elektrische shocks toe te dienen als een  onderzoeker, met het gezag van de wetenschap, hen daarom vraagt. Het ging Milgram erom te onderzoeken hoe gehoorzaam mensen kunnen zijn. 

Maar zijn resultaten laten ook zien hoe mensen door gewenning tot kwaadaardig gedrag gebracht kunnen worden. Want als je er eenmaal in toestemde om die schokken toe te brengen, dan begon het met heel lichte schokken, die langzaam werden opgevoerd. De proefpersonen kregen dus te tijd om er aan te wennen dat ze iemand pijn toebrachten, waardoor sommigen zo ver doorgingen dat de schokken levensbedreigend werden. ((In werkelijkheid was er niet een ontvanger van die schokken, maar dat wisten de proefpersonen niet.) De veronderstelling is dat de proefpersonen die doorgingen tot die levensbedreigende schokken, er nooit in hadden toegestemd als hen aan het begin was gevraagd om zo'n zware schok toe te brengen. 

Als dat zo is, dan moet er een gewenning aan de eigen kwaadaardigheid hebben plaatsgevonden. Kwaadaardigheid in de zin van moreel afkeurenswaardig, want de kern van onze moraal bestaat er immers uit dat je anderen geen leed toebrengt.

Dat gewenningsproces werd onderzocht in de studie The brain adapts to dishonesty, met Tali Sharot als een van de onderzoekers. In dat onderzoek ging het om zelfzuchtig oneerlijk gedrag waar iemand anders nadeel van ondervindt. De onderzoekers konden met hersenonderzoek laten zien dat de amygdala (de amandelkern), die reageert op onveiligheid, afnemend geactiveerd werd bij herhaling van het oneerlijke gedrag. Oneerlijk gedrag creëert onveiligheid omdat anderen er weet van kunnen krijgen en er dan afkeurend op zullen reageren. 

Als je dus eenmaal begint je immoreel te gedragen en je komt er mee weg, dan neemt de stress die daarvan het gevolg is, gaandeweg af. Doordat gaandeweg blijkt dat het veilig is om te doen. 

Mensen zijn morele wezens, maar dat houdt niet in dat we allemaal bestand zijn tegen de gevaren van de gewenning aan het eigen immorele gedrag. Dat proces moet haast wel ook een rol gespeeld hebben in de passieve houding van verreweg de meeste Nederlanders tegenover de Jodenvervolging gedurende de Duitse bezetting van 1940-1945. Als je een keer de eerste "kleine" stapjes (de registratie, de ariër-verklaring, de ontslagen) zonder protest hebt laten gebeuren, dan neemt de kans dat je daarna nog in verzet komt, sterk af. 

Je amygdala reageert niet meer. Je kunt het kwaad voor jou veilig laten gebeuren.

Dat onderbouwt ook het pijnlijke vermoeden dat het aan het relatieve gevoel van veiligheid van de Nederlandse bevolking bijdroeg dat de Duitse agressie zich concentreerde op de Joodse landgenoten.

vrijdag 23 februari 2024

Zijn dit "de beste tijden van de PVV" die Wilders al in 2014 zag aankomen? - 2. Een sociaalwetenschappelijke blik

Dat Geert Wilders met zijn eenmanspartij de PVV de grootste politieke partij is geworden, maakt het nog niet waarschijnlijk dat hij ook premier zal kunnen worden van een nieuwe regering. Niet alleen doordat hij toch maar over 37 zetels van de 150 kan beschikken, maar ook doordat hij ongrondwettelijke standpunten uitdraagt, waar de meeste andere partijen niet van zijn gediend. Gegeven zijn narcistische neiging tot alleenheerschappij, zoals in zijn eigen partij, valt ook niet te verwachten dat hij met bijvoorbeeld een vicepremierschap en een minderheidspositie in de regering genoegen zal willen nemen. Zie hier het vorige bericht.

We weten niet wat de informatie-Putters zal opleveren. Maar het zou kunnen zijn dat Wilders al verder vooruit kijkt. De situatie waarin hij verkeert, en waarin wij met hem verkeren, is een bijzonder geval van een bekend sjabloon. Het sjabloon namelijk waarin de democratie, als verwezenlijking van het iedereen-telt-mee van het gemeenschapspatroon, bedreigd wordt door een politicus en zijn gevolg, die geleid worden door de drijfveren van het statuscompetitiepatroon. 

Terwijl het gemeenschapspatroon alleen horizontale drijfveren kent, het met elkaar goed voor hebben, zijn die van het statuscompetitiepatroon verticaal en dus enerzijds van boven naar beneden en anderzijds van beneden naar boven. Van boven naar beneden zijn dat de drijfveren van de leider die uit is op de alleenheerschappij en die vijanden meent te zien die overheerst dienen te worden of erger. En het zijn de drijfveren van de volgers, die diezelfde vijanden menen te zien en de leider volgen in zijn overheersingsdrang. En van beneden naar boven zijn het de drijfveren van de volgers om hun lot in de handen van de leider te leggen, om zijn alleenheerschappij in bewondering te aanvaarden.

Die twee patronen die menselijke relaties kunnen aannemen, zijn natuurlijk bekend. En evenzeer is bekend hoe die twee met elkaar in botsing kunnen komen. Toch is het belangrijk om onder ogen te zien hoe de bijbehorende motiveringen van elkaar verschillen.

In het geval van het gemeenschapspatroon en van de democratie die daarop geïnspireerd is, zijn mensen gemotiveerd om in onderling overleg het beste beleid te vinden voor iedereen. In dat overleg kunnen inzichten en meningen verschillen, maar de onderliggende motivatie is dezelfde. Mensen kunnen ergens van overtuigd zijn, maar delen de bereidheid om in overleg door anderen overtuigd te worden. Bestaande inzichten kunnen worden bijgesteld en niemand wordt geacht de waarheid in pacht te hebben.

Dat ligt fundamenteel anders in het geval van het statuscompetitiepatroon. Dan zijn er geen andere drijfveren dan aan de ene kant de wil tot alleenheerschappij en overheersing en aan de andere kant de wens om zich te voegen naar en te onderwerpen aan de leider. Daarbuiten is er geen voorkeur voor het ene dan wel het andere beleid. Laat staan een bereidheid om daar onder gelijken over te overleggen.Lees ook de fraaie analyse van de persoon en de drijfveren van Geert Wilders door de antropoloog Ginny Mooy: Wilders houdt helemaal niet van Nederland. Hij haat ons, ten diepste.

Anders gezegd, we hebben te maken met twee radicaal verschillende wereldbeelden. Het gemeenschapswereldbeeld, waarin de wereld als veilig wordt waargenomen, waarin anderen zijn te vertrouwen en waarin mensen het goed met elkaar voor hebben. En daartegenover het statuscompetitiewereldbeeld, waarin er vijanden zijn en waarin niemand is te vertrouwen. (Dat de volgelingen in de ban zijn van hun leider, is een andere toestand dan dat ze hem vertrouwen. Ze hebben zich aan hem uitgeleverd.)

Dat fundamentele verschil maakt dat communicatie over en weer ernstig wordt bemoeilijkt. Degenen bij wie het gemeenschapspatroon actief is, kunnen zich maar moeilijk voorstellen dat het bij de andere partij niet gaat om welk beleid het beste is, maar uitsluitend om het bereiken van de alleenheerschappij. Dat beleid daaraan ondergeschikt is. Ze hebben de neiging om beleidsvoorstellen van de andere partij te serieus te nemen. En er is de neiging om de kwaadaardigheid, die altijd gepaard gaat met het willen overheersen en onderwerpen, te onderschatten.

En degenen bij wie het statuscompetitiepatroon actief is, kunnen de bereidheid tot overleg van de andere partij alleen maar zien als een teken van zwakte of als een slimme manoeuvre om hen op het verkeerde been te zetten. Er kan alleen maar wantrouwen zijn. En tekenen van zwakte worden aangegrepen om te kleineren en te beledigen of om toe te slaan.

Het zou bij uitstek een taak behoren te zijn van de sociale wetenschap om voor die communicatieproblemen, en in het bijzonder voor die onderschatting van de kwaadaardigheid, te waarschuwen. Een taak die nu niet wordt uitgeoefend. Zie Heeft de sociologische theorie een blinde vlek voor kwaadaardigheid?

Wat zegt dit over de huidige politiek toestand in ons land? Wilders heeft met zijn verkiezingsoverwinning een stap gezet in de door hem gewenste richting. Maar die stap is bij lange na niet groot genoeg. Hij heeft weliswaar drie ongrondwettelijke en voor vrijwel alle andere partijen onaanvaardbare initiatiefwetsvoorstellen ingetrokken, maar heeft tegelijk verklaard dat hij aan alle ooit ingenomen standpunten vasthoudt. Dat de islam een haatzaaiende religie is die verboden zou moeten worden, is waarom hij de politiek is ingegaan. Het is en blijft het DNA van zijn partij. Het bezit van een koran en het bezoeken van een islamitische school zou met vijf jaar gevangenis bestraft moeten worden. Het bezoeken van een moskee met enkele maanden. Ambtsdragers zouden geen dubbele nationaliteit mogen hebben en mensen met een dubbel paspoort moet het kiesrecht worden ontnomen. Er zou "administratieve detentie" ingevoerd moeten worden, wat wil zeggen dat mensen zonder tussenkomst van een rechter en nog voor een veroordeling maximaal zes maanden vastgezet kunnen worden. Het parlement is een nepparlement en de rechters zijn corrupt.

Daarmee heeft hij voor de goede verstaander duidelijk gemaakt dat hij de huidige toestand ziet als een tussenstap naar de gewenste alleenheerschappij. Hij ziet nieuwe verkiezingen opdoemen met een nog grotere winst. Hij kan niet anders dan zich daardoor te laten leiden. 

Die toestand heeft, naast natuurlijk de grote verschillen, enige overeenkomst met die in het Duitsland van 1932-1933. De NSDAP, de eenmanspartij van Adolf Hitler, boekte op 31 juli 1932 met 37,4 procent van de stemmen een grote verkiezingsoverwinning. Hitler eiste het kanselierschap op en stelde zich voor dat hij dan met presidentiële volmachten zou kunnen regeren. Maar hij kreeg van president Von Hindenburg het lid op de neus. Maar ook na ruim 4 procent verlies bij de verkiezingen op 4 november van dat jaar, hield hij onbuigzaam vast aan zijn aanspraak op het kanselierschap. En jawel, uiteindelijk, na veel verwikkelingen, kreeg hij zijn zin. Peter Longerich daarover in zijn biografie van Hitler:

Door zijn onwrikbare eis van een kanselierschap met presidentiële bevoegdheden was Hitler eind 1932 slechts schijnbaar op een dood spoor beland ... In werkelijkheid zette de partijleider zijn conservatieve tegenstrevers voor het blok door consequent te weigeren als gewoon minister aan een presidentieel kabinet deel te nemen of zo'n kabinet met gedoogsteun mogelijk te maken. (...) Zo had Hitler met tamelijk veel politiek vernuft al in januari 1933 een beslissende uitgangspositie voor zichzelf gecreëerd om zijn overstap naar het kanselierschap in de maanden erna tot een alomvattende machtsovername uit te bouwen. (p 330-331)

Hitler werd op 30 januari 1933 tot kanselier benoemd, terwijl hij toch niet meer dan een derde van de kiezers achter zich had. Daarna trok hij de macht in twee stadia naar zich toe:

in het eerste stadium, tot aan de zomer van 1933, werd de politieke macht grotendeels in handen van de nu duidelijk door de nazi's gecontroleerde regering gebundeld; in het tweede stadium, tot aan de late zomer van 1934, slaagde Hitler erin - vooral door zijn ingreep van 30 juni 1934 en door de overname van het ambt van rijkspresident - de conservatieven in de regering definitief buitenspel te zetten, de oppositie binnen zijn eigen partij uit te schakelen, en tenslotte een alleenheerschappij zonder enige grondwettelijke beperking op te zetten. (p. 336)

Dat was het overbekende voorbeeld van het proces waarin de strijd tussen het gemeenschapspatroon en het statuscompetitiepatroon in het voordeel van het laatste uitpakte. Met zoals evenzeer bekend vreselijke gevolgen. We zien er de ingrediënten van de beide patronen: de onwrikbare wil tot alleenheerschappij, gesteund door een felle en gewelddadige achterban, die echter naar omvang een minderheid was, en aan de andere kant de zwakte en de onderschatting van de komende gevaren.

Terug naar 2024. We zien zich in verschillende landen gebeurtenissen volgens het bekende sjabloon afspelen. In het geval van Rusland waren de democratische krachten veel te zwak ontwikkeld om de alleenheerschappij van Poetin te kunnen tegenhouden. In Polen heeft de nationalistisch conservatieve PiS acht jaar de tijd gehad om de democratie en de onafhankelijke rechtspraak af te breken, maar bij de verkiezingen eind vorig jaar waren de democratische krachten sterk genoeg om de regeringsmacht over te kunnen nemen. In de Verenigde Staten en Brazilië leek het vier jaar de verkeerde kant op te gaan, maar is de democratische rechtsstaat voorlopig sterk genoeg gebleken.

Afwachten hoe de strijd tussen het gemeenschapspatroon en het statuscompetitiepatroon in Nederland zich verder zal ontwikkelen. En of we "de beste tijden van de PVV" nog gaan meemaken.

maandag 19 februari 2024

Zijn dit "de beste tijden van de PVV" die Wilders al in 2014 zag aankomen? - 1

Op 9 maart 2014 verklaarde Geert Wilders in een interview: "Ik kan de PVV de grootste partij van Nederland maken. Ik voel dat. De beste tijden van de PVV liggen nog voor ons." De PVV had in 2012 een verkiezingsnederlaag geleden, van 15,4 procent in 2010 naar 10,1 procent. Zie hier de verkiezingsuitslagen voor de PVV sinds 2006.

In datzelfde interview zei hij ook wat hem drijft:

"Ik ben maar om één ding de politiek ingegaan: om de islam te bestrijden. Om de vrijheid te verdedigen. Al gaat de PVV over veel meer: het terugwinnen van soevereiniteit uit Europa, over lagere belastingen, het tegengegaan van het opheffen van de verzorgingshuizen." 

"Maar de bestrijding van de islam is mijn drijfveer. Dat is geen Nederlands probleem, maar een existentieel probleem."

Nu, in 2024, is hij inderdaad zo maar de grootste partij geworden. En nu is het de vraag of daarmee de beste tijden van de PVV zijn aangebroken.

Allereerst natuurlijk: hoewel de PVV de grootste partij is, kunnen we met nog geen 25 procent van de stemmen niet van een grote partij spreken. Het politieke landschap is zo gefragmenteerd dat Wilders niet zonder drie andere partijen een regering zou kunnen vormen. En na de tot niets leidende verwikkelingen van de informatie-Plasterk en zeer waarschijnlijk ook na de komende verwikkelingen van de informatie-Putters is duidelijk geworden of wordt dat nog duidelijk dat die drie andere partijen niet gevonden kunnen worden. Wilders mag datgene al hebben ingeleverd waarvoor hij de politiek is ingegaan, de bestrijding van de Islam ook als daarvoor de Grondwet moet sneuvelen, daarmee is hij nog onvoldoende tot de vereiste rechtsstatelijkheid teruggekeerd. Temeer doordat hij laat weten die ondemocratische standpunten uit het verleden nog steeds voluit te omarmen. Hij neemt "nergens afstand van."

Dat de PVV de grootste kon worden en dat de politieke fragmentatie zo groot is, heeft alles te maken de zwakte van de overige partijen. Zwakte vooral in het vermogen om de kiezers een vooruitzicht te bieden op een andere politiek dan het neoliberale beleid dat uitliep op de "Nederlandse polycrisis". En natuurlijk met de bizarre manoeuvres van de nieuwe VVD-lijsttrekker, waardoor Wilders gratis en voor niets de aandacht kreeg en ineens voor acceptabel kon doorgaan. Een deel van de kiezers is op zoek naar een "nieuwe" belofte en dacht die achtereenvolgens te vinden in Baudet, Van der Plas, Omtzigt en nu dus Wilders. 

Dat krijg je als opeenvolgende regeringen zo weinig oog hebben voor het belang van de overheid en van overheidswetgeving voor de bestaanszekerheid en het welzijn van de bevolking. Het verkiezingsprogramma van GroenLinks/PvdA wees in de goede richting, maar werd timide aan de kiezers gepresenteerd. Althans dat is mijn indruk, want van de lijsttrekkersdebatten heb ik maar weinig gezien.

Maar hoe dan ook, een regering met Wilders als premier ligt dus niet in het nabije verschiet. Wat speelt er zich nu in zijn hoofd af? 

Het moet zo zijn dat wat hem betreft die beste tijden van de PVV nog ergens in de toekomst liggen. In zijn wereldbeeld, dat van de narcistische rechts-extremist, bestaat de wereld uit vijanden of anderen die hij niet kan vertrouwen en die in ieder geval altijd zijn minderen zijn. Daarom heeft hij zich in zijn eigen partij tot alleenheerser gemaakt. En daarom vindt hij het zo lastig om anderen bij de minste aanleiding, ook als hij ze eigenlijk nodig heeft, niet te beledigen of te treiteren..

En kan hij zich in een mogelijke regering alleen voorstellen in de rol van premier, de rol die hij niet zoals gebruikelijk als "eerste onder zijn gelijken" zal willen invullen, maar als "eerste zonder gelijken". 

Alleen als hij het voor het zeggen heeft, voelt hij zich op zijn gemak. Eventueel kan dat in de rol van "gedoger", zoals van het minderheidskabinet-Rutte 1 (2010 - 2012), toen hij kabinetsleden, zoals Gerd Leers, minister voor Immigratie en Asiel, bij zich op het matje kon roepen. Zodra hem dat niet meer beviel, achtte hij zich niet langer aan het gedoogakkoord gebonden en viel het kabinet.

Wat betekent een en ander voor wat we van zijn gedrag in de komende tijd kunnen verwachten? En van het gedrag van andere politici? 

En wat valt daar sociaalwetenschappelijk over te zeggen? Hier het vervolg.