woensdag 31 augustus 2011

Sociale Welvaart

Update 2021. Dit bericht is van 2011 en het vak waar het over gaat dateert van 2007-2008. Mijn denken over wat "sociale welvaart" inhoudt, heeft zich natuurlijk verder ontwikkeld. Omdat dit bericht nog steeds wordt gelezen, is een update noodzakelijk. Lees voor een actuele beschouwing: Een sociologie die ertoe doet: een realistisch normatief kader voor sociale hervormingen

Sociale Welvaart is de titel van een vak dat ik tot 2008 heb verzorgd als onderdeel van de Bachelor Sociologie van de Rijksuniversiteit Groningen. Dat vak gaat over de sociale en maatschappelijke voorwaarden voor welzijn en gezondheid en over de manieren om die voorwaarden te bevorderen. Ter informatie hieronder de beschrijving van het vak, met daaronder de literatuurlijst.

WEEKOVERZICHT SOCIALE WELVAART
2007-2008

Docent:
Dr. Henk de Vos

In dit overzicht wordt per week een korte samenvatting van de collegestof gegeven. Bedenk dat niet alle tentamenliteratuur op het college wordt behandeld. In dit overzicht staan verwijzingen naar de tentamenliteratuur (in kleinere, vetgedrukte letters) met vermelding van auteursnamen en het nummer in de literatuurlijst. Deze verwijzingen kunnen behulpzaam zijn bij het systematisch lezen van de literatuur.


Week 1 (8 november 2007)

VRAAG 1. Wat is sociale welvaart? En wat is de sociale vorm waarin sociale welvaart ontstaat en wordt onderhouden?

Wat is sociale welvaart? Welvaart is de mate van behoefte bevrediging waar schaarse middelen voor nodig zijn. Economische welvaart: de schaarse middelen zijn in geld uit te drukken (relaties met anderen zijn onpersoonlijk en instrumenteel). Sociale welvaart: de schaarse middelen zijn niet in geld uit te drukken; ontstaat door het hebben van persoonlijke relaties waarin mensen “om elkaar geven”. Zie Diener en Seligman (7): “well-being” is meer dan wat met geld en economische indicatoren gemeten wordt. En zie De Vos (4): p. 285-290.
Verband met het OMOP-schema (Ov is Overheid, M is Markt, Or is Organisaties, P is Primaire Sociale Orde (PSO).) Zie ook De Vos (4): p. 285-290. Persoonlijke relaties (“om elkaar geven” óf “met elkaar concurreren om status”). Zie De Vos (5): p. 10-13 en De Vos (6): p. 8-9. Twee soorten onpersoonlijke relaties: anonieme marktrelaties en formele relaties (overheid en organisaties). Het begrip evenwicht. Evenwicht in formele relaties door derde partij. Evenwicht op markt door concurrentie. Evenwicht in PSO door gemeenschap.

Economische welvaartstheorie: economische welvaart is maximaal in toestand van volkomen markt (markt met volledige concurrentie). Door economen algemeen aanvaard optimaliteitscriterium voor collectieve economische welvaart is het Pareto-criterium.

Sociologische welvaartstheorie: sociale welvaart is maximaal in toestand van volkomen PSO (iedereen leeft in een gemeenschap; tussen die gemeenschappen heerst vrede). Zie voor het begrip gemeenschap: De Vos (5): p. 7-15. Mogelijk optimaliteitscriterium voor collectieve sociale welvaart: een toestand zou in sociale welvaartsopzicht optimaal zijn als er niemand is die met iemand anders zou willen ruilen.
De term sociaal kapitaal wordt vaak gebruikt voor sociale welvaart, maar ook vaak in een betekenis waarbij het gaat om instrumentele relaties (bijvoorbeeld: relaties met anderen die jouw aan een baan helpen; ook wel “weak ties” genoemd). Zie Putnam (12) voor een definitie van sociaal kapitaal ( ‘netwerken waarin zich gemakkelijk wederkerigheid ontwikkelt’) die overeenkomt met het begrip sociale welvaart. Een netwerk met veel wederkerigheid is een gemeenschap.)


VRAAG 2: Wat is het belang van sociale welvaart voor mensen en voor de maatschappij?

Is sociale welvaart (en de sociale vorm: gemeenschap) belangrijk voor mensen? Ja: want:
(1) Het belang voor gezondheid en de onderliggende biomedische mechanismen. Het sociale steun onderzoek (sociale netwerkeffecten op gezondheid). Zie: Brown c.s. (2), Cohen (3), De Vos (4): p. 290-291, De Vos (6) : p. 3-4, Diener en Seligman (7), p. 18-20. Zie ook Green c.s. (8) voor het onderscheid tussen sociale en emotionele eenzaamheid. Maatschappelijke participatie-effecten op gezondheid. Zie de Vos (6): p. 15-16.  Effecten van soorten levensdoelen (gemeenschapsaspiraties versus statuscompetitie-aspiraties) op gezondheid. Zie Kasser en Ahuvia (10), De Vos (5): p. 13-14, De Vos (6): p. 5-7 en Diener en Seligman (7): p. 8-9. SES-effecten op gezondheid. Zie De Vos (6): p. 2-3. Effect van inkomensongelijkheid op gezondheid. Zie Kawachi c.s. (9) en De Vos (6): p. 3. Verlies van sociale welvaart (sociale uitsluiting) roept “sociale pijn” op, die neuro-anatomisch niet is te onderscheiden van fysieke pijn.

Week 2 (15 november 2007)

(2) Het belang van gemeenschap voor het cognitief/intellectuele functioneren. Er bij horen op school en schoolprestaties. Gemeenschapsaspiraties blijken samen te hangen met streven naar zelfontplooiing (en statuscompetitie-aspiraties niet). Veilige gehechtheid maakt mensen  exploratiever en prosocialer. Vooruitzicht op eenzaamheid maakt o.a. dat mensen lager scoren op een intelligentietest. Zie Baumeister c.s. (1) . Sociale steun lijkt te beschermen tegen dementie Zie De Vos (6): p. 4-5. Mogelijke verklaringen voor deze samenhangen.Sociale welvaart ontstaat in en door gemeenschap. Is gemeenschap ook op andere manieren belangrijk dan als bron van sociale welvaart? Ja, want:
(1) Gemeenschap gaat criminaliteit tegen. Op korte termijn: Sampson, Raudenbush en Earls, Science 1997 (“collective efficacy”), Putnam, Bowling Alone, 2000 (sociaal kapitaal). Op lange termijn: opgroeien in gemeenschap verlaagt kans op criminaliteit (secundaire sociopathie). Zie Kowalski-Jones (11), Putnam (12): p. 48-49 en Wilkinson c.s (14).
(2) (Voldoende) gemeenschap heeft ook economische voordelen: voldoende vertrouwen verlaagt transactiekosten, en daardoor hogere economische groei (o.a. Fukuyama, Trust, the Social Virtues and the Creation of Prosperity, 1995).
(3) (Voldoende) gemeenschap is goed voor functioneren van democratie (opkomst verkiezingen, minder corruptie en belastingontduiking; o.a. Putnam 2000).

Week 3 (22 november 2007)

VRAAG 3. Hoe is te verklaren dat sociale welvaart zo belangrijk is èn dat sociale welvaart niet in optimale hoeveelheid bestaat?

Hoe deze positieve effecten te verklaren? En hoe te verklaren dat er mensen zijn die naar status streven terwijl dat slecht lijkt te zijn voor hun gezondheid en hun intellectuele functioneren? Zie De Vos (5) en (6).
(1)   De innerlijk tegenstrijdige menselijke sociale natuur: de Dual-Mode theorie. Twee natuurlijke gedragspatronen: statuscompetitiegedrag (strijd, bluffen/imponeren, dominantiegedrag, onderwerpingsgedrag) en wederkerigheids-/gemeenschapsgedrag (zorggedrag, hechtingsgedrag, “om elkaar geven”). Biologische achtergrond: statuscompetitie, verwantschapsaltruïsme (asymmetrie zorg en hechting) en wederkerigheidsaltruïsme (symmetrie zorg en hechting. “pair-bond”). Sociale emoties en vaardigheden: statuscompetitiecomplex (agressie/vijandigheid, inschatting krachtsverhoudingen, overwinning, nederlaag) en wederkerigheidscomplex (zorg, hechting, er bij horen, veiligheid, gelijkheid, maar ook: agressie tegen en sanctionering van “free-riders” en dominantiegedrag).
(2)   Frequentie-afhankelijkheid van beide patronen. Daardoor twee collectieve evenwichten: het statuscompetitie-evenwicht (stabiele statushiërarchie of het alfa-mannetjes chimpansee model) en het gemeenschapsevenwicht (iedereen is lid van een gemeenschap, gelijkheid en “omgekeerde dominantie” binnen gemeenschappen, stabiele statuscompetitie tussen gemeenschappen). Gemeenschapsevenwicht optimaal, statuscompetitie-evenwicht suboptimaal. Structuur van een (bijzonder) sociaal dilemma (speltheorie).

Week 4 (29 november 2007)

VRAAG 4: Is de sociale welvaart ooit optimaal geweest?

Het gemeenschapsevenwicht in de Omgeving van Evolutionaire Aangepastheid (OEA): efficiënte totstandkoming van sociale èn economische welvaart door wederkerigheid en omgekeerde dominantie (“Volkomen Primaire Sociale Orde”: een vreedzame maatschappij van gemeenschappen). Zorg, hechting, er bij horen komen efficiënt tot stand. Voorwaarde daarvoor: geen productie van middelen, dus noodzaak van collectieve risicoreductie.

VRAAG 5: Hoe kan het dat de sociale welvaart is afgenomen?

VRAAG 6: Neemt sociale welvaart ook nu nog af?

De gevolgen van productie van voedsel: de agrarische revolutie (domesticatie van planten en dieren; landbouw en veeteelt). Was geen “uitvinding”, maar een noodgedwongen aanpassing aan toenemende bevolkingsdichtheid. Nadelen van agrarische leefwijze (risico’s van mislukte oogsten, epidemieën). Ontstaan van markt en statushiërarchieën: op weg naar het statuscompetitie-evenwicht? Noodzaak van centrale besturing (van dictaturen en vorstenhuizen naar democratieën).

Week 5 (6 december 2007)

De gevolgen van de marktuitbreiding (kapitalisme) voor (verdeling van) economische welvaart en voor sociale welvaart. Rol van geld en renteheffing en noodzaak van economische groei (het verhaal van het elfde schijfje). Fragmenteren van gemeenschappen door toenemende mobiliteit. Zie ook De Vos (4, 5), Putnam (12) en South en Haynie (13).  Zoeken naar nieuwe vormen van risicoreductie: feodalisme, dorpsgemeenschappen, “friendly societies” in Engeland, “fraternal societies” in de V.S., “bussen” in Nederland. Markt: verzekeringen. Overheid: van armenwet (“ondersteunen van armen is een zedelijke, geen burgerlijke plicht”) via sociale zekerheid in de verzorgingsstaat (“de gemeenschap, georganiseerd in de staat, ..”) naar problemen van fraude en misbruik en terug naar “meer eigen verantwoordelijkheid”. Problemen van uitzwerming (toename van woon-werk afstand) en commercialisering. Zie De Vos (4). Aanwijzingen voor negatieve sociale gevolgen van fragmentering van gemeenschappen: kwetsbare gezinnen, jeugdproblematiek, ouderenzorg, criminaliteit, angstgevoelens/depressie/suïcide. Zie De Vos (4).

Week 6 (13 december 2007)

VRAAG 7: Wat te doen om de sociale welvaart te verhogen?

Wat doen de mensen zelf? Gemeenschap(pen) in de huidige maatschappij: familie, vrienden, buren, collega’s, buurten/dorpen, de nationale staat, communes, zelfhulpgroepen, complementaire geldsystemen. Voorwaarden voor gemeenschap(svorming): onderlinge afhankelijkheid, lange termijnrelaties, multiplexiteit, gemakkelijke onderlinge toegankelijkheid. Zie De Vos (5). Denk aan het schema van: voorwaarden → gemeenschap (in plaats van statuscompetitie) → sociale welvaart (in plaats van type II allostatische overbelasting; zie De Vos (6): p. 8-9)) → allerlei positieve effecten van gemeenschap en sociale welvaart (gezondheid, cognitief/intellectueel functioneren, voorkómen van criminaliteit, economische welvaart, functioneren van democratie).

Drie soorten overheidsbeleid met betrekking tot sociale welvaart:
(1) Reactief overheidsbeleid (overheid reageert op negatieve gevolgen van achteruitgang van gemeenschap): criminaliteitsbestrijding door meer agenten en hogere straffen, kinderbescherming en jeugdzorg, armoedebeleid en sociale zekerheid, daklozenopvang, regulering van de markt (arbeid, consumenten, kapitaal), maatschappelijk werk.

Week 7 (20 december 2007)

(2) Omwegbeleid (gemeenschap revitaliseren: Eigen Kracht-conferenties, Verenigingen van Wijkeigenaren, “Community Policing”: samenwerking tussen politie en buurten en organisaties).
(3) Preventief overheidsbeleid (gemeenschap in stand houden en bevorderen): bevorderen langdurigheid en multiplexiteit van relaties, bevorderen van onderlinge afhankelijkheid en van onderlinge toegankelijkheid, o.a. door middel van terugdringing van de uitzwerming (verkleinen woon-werk afstand, meer functiemenging in buurten) en  inperking statuscompetitie (inkomensherverdeling, beperking reclame en daarmee van de commercialisering). Zie voor ‘policy implications’ ook Diener en Seligman (7).

Terugblik en conclusies.

TENTAMENLITERATUUR

1.      Baumeister, R.F., J.M. Twenge en C.K. Nuss (2002). Effects of Social Exclusion in Cognitive Processes: Anticipated Aloneness Reduces Intelligent Thought. Journal of Personality and Social Psychology 83 (4): 817-827

2.      Brown, S.L., R.M. Nesse, A.D. Vinokur en D.M. Smith (2003). Providing Social Support May Be More Beneficial Than Receiving It: Results From a Prospective Study of Mortality. Psychological Science 14 (4): 320-327

3.      Cohen, S. (2004). Social Relationships and Health, American Psychologist 59 (8): 676-684

4.      De Vos, H. (2003). Geld en ‘de rest’. Over uitzwerming, teloorgang van gemeenschap en de noodzaak van gemeenschapsbeleid. Sociologische Gids 50 (3): 285-311 

5.      De Vos, H. (2004a). Community and Human Social Nature in Contemporary Society, Analyse & Kritik. Zeitschrift für Sozialtheorie 26 (1): 7-29 

6.      De Vos, H. (2004b). Interactieve effecten van sociale aspiraties, gedrag en omgeving op de kans om gezond ouder te worden. Intern rapport Vakgroep Sociologie Rijksuniversiteit Groningen  

7.      Diener, E. en M.E.P. Seligman (2004). Beyond Money. Toward an Economy of Well-Being. Psychological Science in the Public Interest 5 (1): 1-31

8.      Green, L.R., D.S. Richardson, T. Lago en E.C. Schatten-Jones 2001. Network Correlates of Social and Emotional Loneliness in Young and Older Adults. Personality and Social Psychology Bulletin 27 (3): 281-288

9.      Kawachi, I., B.P. Kennedy, K. Lochner, D. Prothow-Stith (1997). Social Capital, Income Inequality, and Mortality, American Journal of Public Health 87 (9): 1491-1498

10.  Kasser, T. en A. Ahuvia (2002). Materialistic Values and Well-Being in Business Students. European Journal of Social Psychology 32: 137-146

11.  Kowalski-Jones, L. (2000). Staying Out of Trouble: Community Resources and Problem Behavior Among High-Risk Adolescents. Journal of Marriage and the Family 62 (May): 449-464

12.  Pharr, S.J., Putnam, R. D. en Dalton R.J. (2000). A quarter-century of declining confidence. Journal of Democracy 11 (2): 5-25

13.  South, S.J. en D.L. Haynie (2004), Friendship Networks of Mobile Adolescents. Social Forces 83 (1): 315-350

14.  Wilkinson, R.G., I. Kawachi en B.P. Kennedy (1998). Mortality, the Social Environment, Crime and Violence. Sociology of Health and Illness 20 (5): 578-597

Geen opmerkingen: