dinsdag 20 september 2011

Tot de laatste man. Duitsland 1944-1945

Ik was gisteren bij de presentatie van het nieuwe boek van Ian Kershaw, Tot de laatste man. Duitsland 1944-1945 (Spectrum) in de Amstelkerk in Amsterdam. Ik kom er later op terug als ik het boek gelezen heb. Maar nu al vast een paar woorden over hoe ik het ga lezen.

Ik ben, net als Kershaw trouwens, van 1943. Van in de Tweede Wereldoorlog en te jong om die bewust te kunnen hebben meegemaakt. Maar oud genoeg om sterk beïnvloed te zijn door de periode na de oorlog. Als ik het me goed herinner, had ik toen zowel een sterk besef van de gruwelen die hadden plaatsgevonden als een gevoel van optimisme dat vanaf nu zoiets nooit meer zou gebeuren. Wat er gebeurd was, was zo leek het mij historisch uniek. Het had aan bijzondere omstandigheden gelegen, zoals aan de charismatische persoon en de kwaadaardigheid van een Hitler en van enkele andere schurken. Vandaar dat ik alles over Hitler ging lezen, om uit te vinden welke combinatie van eigenschappen tot zoiets vreselijks kon leiden.

Pas later begon ik er met een, zeg maar, sociaalwetenschappelijke blik naar te kijken. En ik meende te ontdekken dat het geheim niet lag in de persoon van Adolf Hitler, hoe weerzinwekkend ook, maar in het sociale systeem, een extreme vorm van een statushiërarchie, dat in de jaren dertig in Duitsland ontstond. En dat in minder extreme vormen een veel voorkomend verschijnsel is, omdat de duale sociale natuur van mensen zo'n systeem gemakkelijk doet ontstaan. Menselijke vermogens van enerzijds onderdrukking en terreuruitoefening en anderzijds onderwerping en conformisme kunnen relatief onschuldige, maar ook  extreem gewelddadige statushiërarchieën tot ontwikkeling brengen. En dat kan leiden tot onvoorstelbare terreur en vernietiging, zoals in de periode die Kershaw beschrijft.

Sinds gisteravond ben ik het boek aan het lezen en ik kom er op terug als ik het uit heb. Maar nu al vast een commentaar op een passage in het interview dat Vrij Nederland (17 september) met Kershaw had. Ik citeer een vraag die de interviewers stellen:
In het eindspel was Hitler staatshoofd, legerleider, regeringsleider en partijleider. Waarom disculpeert u hem dan zo door zoveel schuld te leggen bij de dominante elites, de frustratie na de Eerste Wereldoorlog en de hiërarchische structuur van de fascistische samenleving?
De interviewers zoeken een schuldige en zitten dus op datzelfde spoor van de persoon van Hitler waar ik als kind en puber op zat. En dat waarschijnlijk nog veel mensen volgen. Die sociaalwetenschappelijke invalshoek, die heeft nog wel wat verbreiding nodig. Welk antwoord geeft Kershaw? Ik geef een paar citaten:
Ik ontzie Hitler absoluut niet (.....) De manier waarop het gezag was georganiseerd binnen het regime was veel belangrijker, omdat er geen ruimte was voor enige groep binnen de regering om Hitler tegen te spreken of om hun loyaliteit op een andere manier in te zetten. (...) Van belang was niet zozeer wie Hitler als persoon was, maar hoe hij door de aanhoudende propaganda gezien werd en hoe zijn volgelingen zich, zelfs ongevraagd, voor hem wilden inspannen conform dat beeld.
De interviewers willen dan weer graag dat dat laatste "typisch Duits" zou zijn, maar, het spijt me, het is algemeen menselijk.

Ik ga weer aan het lezen.

Geen opmerkingen: