dinsdag 3 april 2012

Gezondheid en sociale omgeving (11a): is flexibilisering van de arbeidsmarkt een goed idee?

Lage sociaal-economische status verhoogt de kans op chronische angst- en onveiligheidsgevoelens, die samenhangen met het gevoel van een gebrek aan controle over het eigen leven. De chronische stress die daaruit voortkomt beïnvloedt de gezondheid negatief (zie het bericht Gezondheid en sociale omgeving (11)). In datzelfde bericht ging ik in op de negatieve gezondheidseffecten van baanonzekerheid, die meer voorkomt bij lagere statusberoepen, zoals die uit onderzoek blijken.

Dit brengt me op de gedachte die je nu veel tegenkomt dat flexibilisering van de arbeidsmarkt een goed middel is om de economische groei te bevorderen. Het zijn vooral de werkgevers die er voor pleiten om het ontslagrecht te versoepelen. Het idee is dat bedrijven gemakkelijker nieuw personeel aantrekken als ze er ook weer gemakkelijk vanaf kunnen als dat nodig is. Dus: wil je de werkloosheid terugdringen, versoepel dan het ontslagrecht.

Nu kun je daar dus tegen in brengen dat het gemakkelijker kunnen worden ontslagen de baanonzekerheid sterk zal vergroten. Waardoor we de gezondheid van onze werknemers negatief zouden beïnvloeden. En dat gezondheidseffect brengt natuurlijk ook economische kosten met zich mee. De vraag is dus wat per saldo verstandig is.

Maar daar komt nog bij dat meer flexibiliteit op de arbeidsmarkt ook nog wel eens rechtstreeks economisch gezien nadelen kan hebben. Alfred Kleinknecht wijst daar vandaag op in zijn column in de Volkskrant. Wat blijkt?
... er is ... veelvuldig aangetoond dat soepeler ontslag en loonmatiging leiden tot lagere groeivoeten van de arbeidsproductiviteit en tot minder innovatie. En anders dan verwacht levert het ook geen economische groei op.
Het onderzoek ken ik niet, maar er zijn zeker argumenten die dit plausibel maken. Zo noemt Kleinknecht dat kortere verbintenissen de sociale binding en loyaliteit van werknemers met het bedrijf verminderen. En dat zal leiden tot meer opportunistisch gedrag en dus tot slechtere arbeidsprestaties of zelfs gedragingen die het bedrijf schaden. Daardoor is er meer toezicht en controle nodig, wat leidt tot meer managementlagen. Zo is het aandeel van managers van de beroepsbevolking veel hoger in de flexibelere Angelsaksische landen (12 tot 19 procent) dan in de "starre" Europese landen (2 tot 6 procent). Ook zijn kortere verbintenissen slecht voor de cumulatie (en de overdracht) van moeilijk te documenteren en persoonsgebonden ervaringskennis. En daardoor, en door die geringere binding met het bedrijf, zal er minder innovatie plaats vinden. En uiteraard zullen bedrijven minder geneigd zijn te investeren in scholing.

Maar waar Kleinknecht ook op wijst is dat een soepeler ontslagrecht de machtsverhoudingen in het bedrijf verandert. Werknemers zullen meer beducht zijn, misschien ten onrechte, voor problemen met de baas en zullen zich dus minder kritisch opstellen. Ook in die gevallen waarin hun kritiek gerechtvaardigd is en waarin het bedrijf er belang bij zou hebben. Door die grotere slaafsheid van het personeel zul je aan de top meer 'zonnekoning-gedrag' zien.

Dat laatste wijst er op dat je met een flexibele arbeidsmarkt bevordert dat de sociale structuur van ondernemingen meer die van de statushiërarchie wordt. Met alle nadelen die daaraan zijn verbonden. Zie al mijn berichten onder het label statushiërarchie (in de rechterkolom). Nog anders gezegd, zorg je er met meer flexibilisering voor dat in de bedrijven de onderlinge verhoudingen meer in het teken staan van het Dictator-spel en minder in het teken van het Ultimatum-spel. En iemand tot dictator maken, ook als het de leiding van een bedrijf is, heeft heel vervelende sociale gevolgen. Zie dit bericht en dit bericht.

Trouwens: het is goed voorstelbaar dat veel werkgevers op de hoogte zijn van al deze inzichten. Ze kennen natuurlijk heel goed de grote voordelen van langdurige verbintenissen. Vandaar dat ze ook vaak proberen om ontslag van personeel zo lang mogelijk te voorkomen. Maar desondanks lijkt het waarschijnlijk dat ze zich door een "star" ontslagrecht in hun autonomie beperkt voelen. En ze zullen vaker stilstaan bij die gevallen waarin ze een slecht functionerende werknemer moeilijk kunnen ontslaan dan bij al die gevallen waarin ze profiteren van werknemers die loyaal en kritisch zijn doordat ze niet voortdurend bang hoeven te zijn voor ontslag.

Gisteren waarschuwde Paul de Grauwe er voor om de arbeidsmarkt te flexibiliseren in een tijd van recessie. Je zou daarmee de automatische stabilisatoren om zeep helpen. Maar los daarvan is hij voorstander van meer flexibilisering in landen als Spanje en Italië. Nu kan het zijn dat in die landen de macht (en dus de Dictator-positie) teveel berust bij de werknemer. Maar Paul de Grauwe gaat wel geheel voorbij aan alle overwegingen die ik hier boven noem.

Geen opmerkingen: