maandag 24 september 2012

Muziek, taal en coöperatief grootbrengen van kinderen

Er zijn nieuwe ontwikkelingen op het gebied van onze inzichten in hoe wij als baby's en kleuters taal en muziek leren. En daarmee in de evolutionaire oorsprong van taal en muziek.

In Music and early language acquisition maken Anthony Brandt, Molly Gebrian en L.Robert Slevc aannemelijk dat er in de vroege ontwikkeling van kinderen eerst muziek is en dat dan pas de taal zich ontwikkelt.

Waar begint alles mee? Met onze onbedwingbare neiging om tegen baby's te gaan praten. Maar we doen dat niet door "het woord te voeren", maar door een soort babytaaltje te spreken, wat Engelsen "motherese" (of "parenthese") noemen. Dat is een vereenvoudigd en repetitief soort taal, met overdreven intonatie en ritme. Niet alleen de eigen moeder praat zo met haar baby, maar ook de vader, familieleden en zelfs vreemden. Er is iets met het zien van een baby dat mensen er gemakkelijk toe brengt om "ta-ta-ta" en "waaristiedan? waaristiedan?" te gaan zeggen.

Te gaan zingen, had ik bijna opgeschreven en er is ook veel voor te zeggen om dit meer muziek dan taal te noemen. En wat baby's terug doen, of zelfs uit zichzelf al doen, is een soort brabbeltaal produceren die daar erg op lijkt en die ook veel met muziek gemeen heeft. Een citaat uit het artikel (mijn vertaling):
In het eerste levensjaar horen baby's taal als een voor hen bedoelde en vaak herhaalde vocale voorstelling. Ze luisteren er naar niet alleen vanwege de emotionele inhoud, maar ook voor de ritmische en fonemische (klank-)patronen. Zoals Newham zegt: "... terwijl het verbale kind later zulke geluiden organiseert naar de regels van het woordenboek, ordent de baby, die daarmee nog niet bekend is, ze naar een intuïtief, creatief en aangeboren gevoel voor toonhoogte, melodie en ritme op een manier die direct verwant is aan het componeren van muziek." (...) Als geluiden verbonden worden met betekenis, krijgt de verwijzende functie van taal steeds meer de aandacht van het kind, omdat het sociale belang daar van groot is. Echter, tijdens het eerste levensjaar overheerst een ander soort van luisteren. Muziek als een kunstvorm zou wel eens een manier kunnen zijn om deze heel vroege periode, toen de wereld als een concert op ons overkwam en toen zinnen nog slechts geluiden waren, te laten voortduren in ons volwassen leven.
Zie bijvoorbeeld deze YouTube video en bepaal of je wel of niet muziek hoort.Ik zou zeggen: muziek.
2 month old Baby Talking: Says I Love You! - YouTube:

'via Blog this'

Dit is een interessante gedachte, ook al omdat er redenen zijn om te denken dat muziek ook fylogenetisch, dus in de evolutie van de menselijke soort, aan taal is voorafgegaan. De gedachte is echter ook nieuw omdat tot nu toe, als ik het wel heb, sinds Chomsky, werd uitgegaan van een aangeboren taalmodule. Die zou er moeten zijn omdat anders niet zou kunnen worden verklaard hoe de ingewikkelde, hiërarchische, structuur van taal aangeleerd kan worden. Door het "hebben" van die module zouden kinderen dus eerst taal leren en zou het vermogen tot muziek zich later ontwikkelen. De auteurs verwijzen naar Steven Pinker, die in How the Mind Works (1997) muziek opvatte als een soort auditief gebakje zonder enig biologisch nut. Als nu zou blijken dat muziek nodig is om taal te kunnen leren, dan is dat inzicht daaraan wel volledig tegenovergesteld.

Toevallig is er recentelijk ook How hierarchical is language use? verschenen, waarin Stefan L. Frank, Rens Bod (van de Universiteit van Amsterdam) en Morten H. Christiansen betogen dat het met die ingewikkelde, hiërarchische structuur van taal eigenlijk heel erg meevalt. Ze laten zien dat je inderdaad een hiërarchische structuur aan onze taal kunt onderkennen. Zinsdelen zijn delen van een groter geheel van een zin of van zinsdelen die weer deel zijn van een groter geheel, enzovoort. Maar als je naar het gebruik van taal kijkt, dan kun je zinnen net zo goed, of beter, opvatten als opeenvolgingen van zinsdelen. En volgens de auteurs zijn er veel overwegingen om die sequentiële structuur als fundamenteler te beschouwen.

Als ze gelijk hebben, dan zou dat precies sporen met het inzicht dat muziek vooraf gaat aan de taal, zowel evolutionair (fylogenetisch) als in de individuele ontwikkeling (ontogenetisch). Muziek, een opeenvolging van klanken, zou dan de grondslag hebben gelegd en leggen voor het koppelen van klanken aan betekenissen. Waarmee een sequentiële structuur ontstaat, die zo complex kan worden, dat je er een hiërarchie in kunt aanwijzen.

Blijft nog de vraag waarom wij mensen als enige diersoort muziek en taal kennen. Dat moet er mee te maken  hebben gehad dat wij in onze Paleo Sociale Omgeving onze kinderen coöperatief groot brachten. En dat was nodig geworden door onze toegenomen onderlinge afhankelijkheid. Moeders waren niet langer in staat om het zorgen en groot brengen in hun eentje te doen. Zorg door anderen (allocare) was nodig. Dat betekende een selectie op het vermogen van baby's om niet alleen de eigen moeder, maar ook anderen te engageren. Dus door contact te maken. En in te spelen op het vermogen van volwassenen en oudere kinderen om brabbeltaal schattig te vinden en er op te reageren. Brabbeltaal zou dan als functie hebben om ook van anderen zorg los te krijgen dan van de eigen moeder. Vergelijk dat met de chimpansees, waar moeder en jong heel lang onafscheidelijk zijn en de jongen er het zwijgen toe doen. Andere verzorgers zijn niet nodig, dus waarom zou je ze proberen voor jou te engageren?

Daarmee komt overeen dat de klauwaapjes, die hun jongen ook coöperatief grootbrengen (zie nog eens dit bericht), ook een soort gebrabbel kennen waarmee hun jongen zorg uitlokken. Anders gezegd, de klauwaapjes maken muziek! Alleen is dat bij hen (nog) niet tot een taal geëvolueerd.

Zie hier een aardig filmpje over klauwaapjes: Common Marmosets are Highly Social - YouTube:

'via Blog this'

Geen opmerkingen: