maandag 2 september 2013

Empathie en de grenzen van het zelf: het belang van vertrouwdheid. En wat dat betekent voor de overleving van de menselijke soort

Als je ziet dat een ander pijn lijdt, dan zijn hersengebieden actief die dat ook zouden zijn als je zelf pijn leed. Dat weten we sinds de ontdekking van spiegelneuronen. In zulke gevallen is empathie, het je inleven in wat een ander voelt, niet een bewust proces waartoe je hebt besloten. Het is al gebeurd voor je er erg in hebt.

Op wat er dan precies gebeurt, werpt de nieuwe studie Familiarity promotes the blurring of self and other in the neural representation of threat (betaalpoort) meer licht. De onderzoekers vergeleken de hersenactiviteit van proefpersonen bij de aankondiging van pijn (een lichte schok) als ze die pijn zelf zouden gaan voelen en als een ander hem zou gaan voelen. In alle gevallen hield de proefpersoon de arm van die andere persoon vast. In de ene conditie was die andere persoon een vertrouwd iemand (een goede vriend of vriendin) en in de andere conditie een anonieme vreemde. Het bleek toen dat er in beide condities aanwijzingen zijn voor de werking van spiegelneuronen. De hersenactiviteit als je zelf pijn zult gaan lijden komt sterk overeen met die van het besef dat een ander pijn zal gaan lijden, of die ander nu een vertrouwd iemand is of een vreemde.

Maar toen de onderzoekers beter gingen kijken, dat wil zeggen, een andere statistische analyse gebruikten, vonden ze wel degelijk verschillen tussen die twee condities. Ze vonden toen talrijke hersengebieden die wel overlapten als de andere persoon een vertrouwd iemand was en niet als hij/zij een vreemde was.

Dit wijst er op dat ons empathisch vermogen anders uitwerkt bij vertrouwden dan bij vreemden. De onderzoekers vermoeden dat we over twee verschillende vormen van empathie beschikken. Bij een vertrouwde andere persoon ervaren we het gevoel van de andere meer alsof het ons eigen gevoel is. En dat zou kunnen zijn doordat we de ander als het ware als een deel van onszelf beschouwen. Anders gezegd, we breiden de grenzen van ons zelf uit tot de andere personen waarmee we vertrouwd zijn.

Dat vermoeden werd bevestigd door de resultaten van de IOS (Inclusion of Other in the Self)-schaal, waarop je kunt aangeven in hoeverre je je een voelt met de andere persoon, door een mate van overlapping te kiezen die het beste bij de relatie past. Want het bleek dat de hersenactiviteit in de vriend/vriendin conditie sterk samenhing met het gekozen plaatje van de IOS-schaal. Hoe groter de aangegeven overlap, dus hoe meer de grenzen van het zelf de ander omvatten, hoe groter de hersenactiviteit als de ander pijn tegemoet ziet. (Dit komt overeen met de self-expansion theory van Aron en Aron.)

Daarentegen bleek dat verband niet te bestaan als de andere persoon een vreemde was. Meer of minder overlap op de IOS-schaal was niet terug te vinden in de hersenactiviteit. De onderzoekers denken dat we, hoewel we zeker een besef hebben van de pijn die een vreemde tegemoet ziet, dat minder als een eigen, onmiddellijk gevoel ervaren. We hebben, in mijn woorden, als het ware meer vrijheid om die pijn meer of minder ook zelf te voelen.

Het lijkt een eenvoudig en niet heel verrassend resultaat. Maar de implicaties er van zijn aanzienlijk. De evolutionaire oorsprong van ons empathisch vermogen ligt voor een groot deel in de Paleo Sociale Omgeving, waarin onze verre voorouders in groepen van vertrouwde anderen samenleefden en sterk van elkaar afhankelijk waren. Het was in die omgeving van levensbelang om samen te werken en te delen. Daarvoor lijkt die uitbreiding van het zelf tot de vertrouwde anderen een een heel belangrijke voorwaarde. Niet een omgeving waarin mensen eerst nog eens rustig konden nadenken over de vraag of ze wel met anderen zouden meevoelen, om dan te beslissen of ze zouden helpen of niet. Nee, dat meevoelen en helpen ging onmiddellijk en als vanzelfsprekend. En dat is gebleken een heel succesvolle manier van samenleven te zijn.

Maar ondertussen leven we in een andere maatschappij en in een sociale omgeving met veel omgang met vreemden. Ja, daar hebben we ons aan aangepast. Wat niet wil zeggen dat we altijd onverschillig of vijandig staan tegenover vreemden. We kunnen zeer begaan zijn met hun noden, als we daarover via televisiebeelden geïnformeerd worden. Maar over het algemeen liggen we er niet wakker van. En soms geven we wat aan een hulpactie en soms geven we niets. We zijn wel wereldburgers, maar niet met volle overtuiging. Als je daar bij bedenkt dat wereldwijde solidariteit wel eens hoognodig zou kunnen zijn voor het overleven van de menselijke soort, dan kun je er niet zo maar op vertrouwen dat dat laatste ook zal lukken.

Geen opmerkingen: