donderdag 17 oktober 2013

Mensen hebben liever een gestage geringere inkomenstoename dan een per saldo grotere, maar met ups en downs. En over wat dat voor het beleid betekent

Uit grafieken als deze blijkt dat meer geld niet gelukkig maakt:

Money doesn't buy happiness

Terwijl het gemiddelde inkomen (in deze grafiek in de Verenigde Staten) sterk is gestegen, is in dezelfde tijd het percentage mensen dat aangeeft zeer gelukkig te zijn gelijk gebleven. Daar zijn wel mogelijke verklaringen voor, zoals gewenning, waardoor je met meer geld eerst wel wat gelukkiger bent, maar later niet meer, en sociale vergelijking, waardoor je niet gelukkiger wordt als niet alleen jijzelf, maar iedereen meer is gaan verdienen.

Maar er is nu een nieuwe mogelijke verklaring bij gekomen. In de studie Money, Well-Being, and Loss Aversion: Does an Income Loss Have a Greater Effect on Well-Being Than an Equivalent Income Gain (betaalpoort) laten onderzoekers zien dat mensen minder tevreden worden van een inkomenstoename dan dat ze ontevreden worden van een inkomensdaling van dezelfde grootte. Dat vonden ze door in twee grote databestanden, een in Duitsland en een in Engeland, het verband te analyseren tussen veranderingen in het inkomen van mensen van jaar tot jaar en hun tevredenheid, ook van jaar tot jaar. En dan blijkt inderdaad dat wij een afkeer hebben van achteruitgang, loss aversion. Een verschijnsel dat eerder experimenteel is aangetoond door Tversky en Kahneman (pdf).

Zo verbazend is het dus op zichzelf niet. Maar het biedt wel een mogelijke nieuwe verklaring voor dat gegeven dat ons geluk niet toeneemt in een periode waarin het gemiddelde inkomen wel sterk is gestegen. Zoals in de grafiek hierboven. Want een toename van het gemiddelde inkomen door de jaren heen kan tot stand komen doordat er ook wel eens een jaar met een daling is geweest. En ook als het gemiddelde inkomen wel is toegenomen, zijn er ook altijd mensen bij wie het inkomen juist is gedaald, bijvoorbeeld door werkloosheid. En die dalingen blijken dus behoorlijk veel zwaarder uit te werken op de gemiddelde tevredenheid dan de toenames.

En wat volgt daaruit? Dat wij met zijn allen tevredener worden als onze inkomens gestaag en gering toenemen, zonder tussentijdse dalingen, dan wanneer de toename per saldo groter is, maar met ups en downs. Het gaat dus niet om de totale inkomenstoename over een bepaalde periode, maar veel meer om een stabiele toename, dus zonder fluctuaties. Kennelijk speelt hier zoiets als onze subjectief ervaren bestaanszekerheid, die we erg belangrijk vinden. Van een fluctuerend, maar uiteindelijk hoger inkomen, worden we onzeker en daar houden we niet van. Dan maar liever wat minder, maar dan stabiel.

Belangrijk om te weten. Een sterk motief voor politici en beleidsmakers om te streven naar een stabiele welvaartstoename, die niet per se maximaal hoeft te zijn. En een sterk motief voor sociale zekerheid en collectieve sociale voorzieningen. Kortom, voor een anticyclisch (Keynesiaans) macro-economisch beleid gericht op volledige werkgelegenheid, samen met een behoorlijke verzorgingsstaat.

En als de democratie goed werkt, en de voorkeuren van burgers in beleid vertaald worden, dan zouden we die ook moeten hebben.

Geen opmerkingen: