maandag 24 maart 2014

Kapitalisme en ongelijkheid in de 21ste eeuw. Geen economisch, maar een sociaalwetenschappelijk probleem

De dagen zouden twee keer zo lang moeten zijn. Want er is veel te weinig tijd om alles te kunnen lezen wat nodig is om de wereld te begrijpen.

Nu is er Capital in the Twenty-First Century van Thomas Piketty. Vandaag besteden Rutger Bregman, John Cassidy en Paul Krugman (in alfabetische volgorde) er aandacht aan.

Afgaand op deze en eerdere commentaren en op eerder werk van Piketty zelf, dringt één belangrijk inzicht zich op. Namelijk dat de mate van economische ongelijkheid niet de resultante is van het soort maatschappelijke ontwikkelingen waar alleen economen iets over kunnen zeggen. Het zijn geen economische wetmatigheden, als die al bestaan, die er aan ten grondslag liggen.

Nee, de onderliggende processen zijn sociaal en politiek van aard. We hebben hier te maken met een sociaalwetenschappelijk probleem. Neem, aan de hand van John Cassidy, de geopperde economische verklaring dat de toegenomen ongelijkheid er uit zou voortkomen dat sommigen, de superstars, nu eenmaal grote en schaarse talenten hebben en daardoor geweldig rijk kunnen worden. Het zou dan een kwestie van schaarste zijn.

Maar dat klopt niet. Piketty laat zien dat het vooral de supermanagers van de grote ondernemingen zijn die zich in de top 0,1 procent bevinden. En dat zijn geen schaarse talenten, nee, dat zijn de zelfverrijkers. Doordat die ondernemingen zo groot zijn, gaat er zoveel geld om dat de verleiding om daar steeds meer van te willen hebben, niet kan worden weerstaan. En de top van die ondernemingen bestaat uit mensen die elkaar het geld toeschuiven. Mijn vertaling van een citaat dat Cassidy aanhaalt:
Het is alleen maar redelijk om te veronderstellen dat mensen die in een positie verkeren die het hen mogelijk maakt om hun eigen salaris vast te stellen een natuurlijke prikkel hebben om zichzelf ruimhartig te bedelen, of op zijn minst om hun marginale productiviteit aan de hoge kant in te schatten.
Dat is precies het gedrag van degenen die hoog in de statushiërarchie terecht zijn gekomen en die gaan menen recht te hebben op de privileges die daar bij "horen". En die neer gaan kijken op de sloebers en de losers en de luiaards die het niet gemaakt hebben.

Daardoor ga je je afvragen of een eenmaal ingezette toename van ongelijkheid ooit nog terug is te draaien. Alle sociale processen die dan in gang gezet worden, lijken er op te wijzen dat die ongelijkheid zichzelf alleen maar versterkt. Zie Is toenemende ongelijkheid een onomkeerbaar proces?

Politieke maatregelen zouden noodzakelijk zijn, zoals de door Piketty bepleitte bepleite (met dank aan een oplettende lezer) drastische verhoging van de belasting op hoge inkomens en kapitaal. Dat zou overigens niet meer zijn dan een terugkeer naar de toestand van zo'n halve eeuw geleden. Toen we nog economische groei kenden! Maar de vraag is of dat wel politiek haalbaar is. Waarom? Omdat de democratisch gekozen politieke leiders hun oren laten hangen naar de zichzelf verrijkende elite. Die een flink deel van zijn middelen gebruikt voor politieke invloed. Rechtstreeks, door lobbying, en via controle over de media.

Wat blijft er over? De geschiedenis van de vorige eeuw leert dat er een zware economische crisis en een wereldoorlog voor nodig was om het tij te keren. Somber word je daar van.

Geen opmerkingen: