maandag 9 mei 2016

Hoe goed weten we of onze vrienden ook inderdaad onze vrienden zijn? Niet zo goed

Wanneer zijn we elkaars vrienden? Je zou zeggen, als we elkaar als vriend beschouwen. Niets aan de hand.

Maar het blijkt veel voor te komen dat de een de ander wel als vriend beschouwt, maar de ander de een niet. In zulke gevallen is er dus een asymmetrische relatie. En er valt wat voor te zeggen dat een echte vriendschap pas bestaat als de relatie symmetrisch is: ik beschouw jou als mijn vriend en jij beschouwt mij als jouw vriend.

Het onderzoek Are You Your Friends’ Friend? Poor Perception of Friendship Ties Limits the Ability to Promote Behavioral Change laat zien dat er in die zin veel minder vriendschappen bestaan dan mensen geneigd zijn te denken.

Zo bleek dat studenten vrijwel altijd (in 94 procent van de gevallen) veronderstelden dat degene die zij als hun vriend beschouwden ook omgekeerd hen als vriend zou noemen. Maar in werkelijkheid bleek dat slechts in de helft van de gevallen zo te zijn.

Als je daar bij stil staat, is het wel wrang. Het is dus vaak zo dat je denkt dat iemand jou als vriend ziet terwijl dat niet zo is.

Dat wil zeggen, het komt vaak voor onder studenten. De auteurs noemen meer studies met soortgelijke resultaten, maar steeds onder studentenpopulaties (of scholieren). Het kan zijn dat het onder studenten meer voorkomt, omdat die elkaar over het algemeen nog niet zo lang kennen. Maar aan de andere kant gaan ze vaak wel intensief met elkaar om. Het studentenleven is voor velen een bron van vriendschappen.

Ditzelfde onderzoek geeft trouwens wel enig inzicht in waar de symmetrie of asymmetrie van vriendschappen van afhangt. Want het blijkt dat symmetrie meer voorkomt tussen twee studenten die veel gemeenschappelijke vrienden hebben. Als ze meer zijn ingebed in een en hetzelfde sociale netwerk. Het zou kunnen dat je dan je inschatting van de kans dat de ander jou ook als vriend ziet, op meer informatie, ook die van derden, kunt baseren. Bedenk dat we bij een zogenaamd dicht sociaal netwerk aan een dorp denken.

Daarnaast blijkt dat asymmetrische "vriendschappen" meer voorkomen tussen meer perifere en meer centrale leden van een sociaal netwerk. Een meer centraal lid heeft veel vriendschapsnominaties en een meer perifeer lid juist weinig. Dat is ongeveer het verschil tussen iemand met hoge status en iemand met een lage status. Het komt er op neer dat iedereen voor zijn vriendschappen graag omhoog kijkt in de statushiërarchie. Dan krijg je "automatisch" meer asymmetrische "vriendschappen".

De conclusie die je kunt trekken is dat er in een dicht en egalitair sociaal netwerk weinig asymmetrische "vriendschappen" zullen voorkomen. Oftewel: als we elkaar kennen en niemand is meer dan een ander, dan is iedereen elkaars vriend.

Bedenk daarbij dat zulke sociale netwerken in onze huidige maatschappij niet meer zo veel voorkomen.

Geen opmerkingen: