dinsdag 31 januari 2012

Joschka Fischer: lippendienst aan groei is niet genoeg, het is spelen met vuur

Na Javier Solana gisteren, vandaag een ernstige waarschuwing van Joschka Fischer, de vroegere Duitse minister van buitenlandse zaken en vice-kanselier. Zie de link hieronder. Enkele vertaalde citaten:
De economie van de Europese Unie glijdt in een diepe en naar alle waarschijnlijk langdurige recessie, grotendeels zelf veroorzaakt. Terwijl Duitsland blijft proberen om de geest van de hyperinflatie te verdrijven met strenge bezuinigingen in de eurozone, zijn de EU crisislanden geconfronteerd met een reële dreiging van deflatie, met potentieel rampzalige gevolgen. Het is slechts een kwestie van tijd - niet veel tijd - voordat de economische destabilisering leidt tot politieke instabiliteit. (...)
... de voornaamste - bijna exclusieve - kwestie in Berlijn is de komende verkiezing. En de centrale vraag is niet, "Wat moet er gedaan worden in het belang van Europa?" Integendeel, het is, "Hoeveel kunnen mensen in Duitsland verwacht worden te accepteren - in het bijzonder, hoe veel eerlijkheid?"(...)
Tot nu toe lijkt de coalitie van Merkel op iemand die tegen het verkeer inrijdt en er van overtuigd is dat alle anderen in de verkeerde richting rijden. (...)
Om de euro te redden - wat essentieel is omdat het lot van het Europese project afhangt van het succes van de muntunie - heeft Europa nu actie nodig: naast onvermijdelijke bezuinigingsmaatregelen en structurele hervormingen is er geen manier om te slagen zonder een levensvatbaar economisch programma dat groei verzekert.
Dat komt er niet goedkoop. Als Merkels regering gelooft dat het genoeg is om lippendienst aan groei te bewijzen, dan speelt zij met vuur: een in elkaar storten van de euro waarin niet alleen de Duitsers zich vreselijk zullen verbranden.
The Chancellor Who Played with Fire - Joschka Fischer - Project Syndicate:

'via Blog this'

Gezondheid en sociale omgeving (3): sociale relaties en mortaliteit, een meta-analyse

In dit artikel uit 2010 (pdf te downloaden) veegden de auteurs alle onderzoeken naar het verband tussen sociale relaties en de mortaliteit (de kans op overlijden binnen een bepaalde periode) die ze konden vinden en die aan bepaalde criteria voldeden, bij elkaar. Ze vonden 148 onderzoeken met in totaal ruim 300.00 onderzochte personen, met een gemiddelde leeftijd van bijna 64 jaar, voor ruim de helft woonachtig in Noord-Amerika, voor bijna 40% in Europa en voor de rest in Azië en Australië. De onderzochte personen werden gemiddeld over alle onderzoeken 7,5 jaren gevolgd en gekeken werd wie in die periode overleed (aan andere doodsoorzaken dan zelfmoord of een ongeval).

Het blijkt dan dat de kans op overlijden kleiner is als mensen over meer sociale relaties beschikken, ook als rekening is gehouden met hun gezondheidstoestand aan het begin van de periode dat ze gevolgd werden. Het maakte wel verschil hoe die beschikking over sociale relaties gemeten was. Alleen het wel wel of niet samenwonen was het minst voorspellend voor de kans op overlijden. Meer samengestelde maten, waarin ook werd gekeken naar de omvang van het sociale netwerk, naar de mate van sociale participatie, naar de waargenomen beschikbaarheid van sociale steun (zie ook dit bericht over het belang daarvan) en naar eenzaamheidsgevoelens, waren het meest voorspellend.

In alle onderzoeken was de gezondheidstoestand bij de aanvang van het onderzoek bekend. Dat betekent dat er rekening mee kon worden gehouden dat mensen met gezondheidsproblemen misschien daardoor minder sociale relaties hadden. Als dat was meegenomen in de statistische analyses, dan bleef het verband tussen sociale relaties en kans op overlijden bestaan. Dat is een aanwijzing dat de sociale omgeving ook echt de kans op overlijden beïnvloedt.

Het negatieve effect van de sociale omgeving op overlijden blijkt behoorlijk groot te zijn, vergelijkbaar met niet roken en niet teveel drinken, en groter dan dat van bijvoorbeeld griepvaccinatie, fysieke activiteit, niet te dik zijn en medicijnen tegen hoge bloeddruk. Dit doet me denken aan die uitspraak van een cardioloog (naam vergeten) die zei dat als sociale relaties als geneesmiddel beschikbaar zouden zijn, een arts medisch onjuist zou handelen als hij dat medicijn niet zou voorschrijven.
Update: Die cardioloog is Dean Ornish. Zie hier een video van een presentatie van hem.

Aan het eind van het artikel gaan de auteurs kort in op de vraag wat instellingen voor hulpverlening hieraan nu kunnen doen. Ze wijzen er op dat hulpverlening in de vorm van steun door professionele hulpverleners maar heel beperkt effect heeft. Dat is niet verrassend. De onderzochte gezondheidseffecten zijn nu juist kenmerkend voor de aanwezigheid van de "natuurlijke", vertrouwde relaties van mensen. Hulpverleners kunnen die rol van familie en vrienden niet overnemen.

maandag 30 januari 2012

Javier Solana: verlicht leiderschap a.u.b.

Javier Solana, de vroegere Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlands en Veiligheidsbeleid van de Europese Unie en de vroegere Secretaris-Generaal van de NAVO, geen linkse jongen, roept op om te stoppen met de bezuinigingsobsessie. Zie het bericht hieronder. Bijna elke zin er van is de moeite waard om te lezen en te herlezen. Een paar vertaalde passages:
... twijfels over de negatieve gevolgen van bezuinigen zijn onmogelijk langer te negeren. De geschiedenis laat zien dat het in een diepe recessie veel gevaarlijker is om te vroeg met economische stimulering te stoppen dan te laat.
Een excessief korten van overheidsuitgaven in de huidige omstandigheden kan leiden tot een contractie in de groei, die nu al plaats vindt: het Internationale Monetaire Fonds verwacht nu dat de eurozone met 0,5 % zal krimpen in 2012. Structurele hervormingen zijn belangrijk om toekomstige duurzame groei te garanderen, maar ze genereren geen groei op de korte termijn, wat Europa nodig heeft. Daarentegen riskeert Europa blijvende schade aan zijn groeipotentieel in ruil voor een mager beetje vooruitgang bij het terugdringen van schulden.
Vergeleken met een nieuwe recessie zijn de lange termijn kosten van stimuleringsbeleid te verwaarlozen. In veel landen zijn de huidige overheidstekorten niet het resultaat van roekeloos grote overheidsuitgaven, maar van tijdelijke maatregelen om de crisis het hoofd te bieden. Met de lage rentes en een private sector die schulden terugdringt, is er weinig kans dat een expansief overheidsbeleid inflatie veroorzaakt of private investeringen verdringt. Integendeel, verlaging van uitgaven kan de economische activiteit ondermijnen en de last van de overheidsschuld doen toenemen in plaats van afnemen. (...)
Het is onheilspellend dat dezelfde argumenten die de financiële crisis van 1929 lieten opvolgen door de Grote Depressie nu worden gebruikt om bezuinigen ten koste van alles te rechtvaardigen. We kunnen niet toestaan dat de geschiedenis zich herhaalt. De politieke leiders moeten het initiatief nemen om een economisch gedreven sociale crisis af te wenden. (...)
Alleen verlicht politiek leiderschap kan deze uitkomst verhinderen. De Europese leiders moeten begrijpen dat aanpassingsprogramma's een sociale zowel als een financiële kant hebben, en dat ze niet houdbaar zijn als degenen die er door getroffen worden het vooruitzicht hebben van jarenlange opofferingen zonder licht aan het eind van de tunnel.
Bezuinigen ten koste van alles is een onjuiste strategie en het zal niet werken. We kunnen niet toestaan dat een verkeerd begrepen idee van "discipline" blijvende schade aanricht aan onze economieën en een vreselijk menselijke last legt op onze maatschappijen. Heel Europa moet het eens worden over een korte-termijn groeistrategie - en die snel uitvoeren.
Austerity vs. Europe - Javier Solana - Project Syndicate:
'via Blog this'

Gezondheid en sociale omgeving (2): sociale steun ontvangen, waarnemen en geven

Het onderzoek naar de effecten van de sociale omgeving op gezondheid en ziekte heeft zich vooral gericht op het wel of niet verschaffen van sociale steun. Het overheersende idee was aanvankelijk dat de kans op ziekte groter is als mensen onvoldoende sociale steun krijgen uit hun omgeving. Dat zou er dan aan kunnen liggen dat mensen te weinig persoonlijke relaties hebben (eenzaam zijn) die steun kunnen verschaffen. Of dat de contacten die ze wel hebben, te weinig ondersteunend zijn. In het onderzoek werd dan vooral gevraagd naar hoe vaak iemand in een tijdsperiode, bijvoorbeeld de voorafgegane maand, emotionele of materiële steun heeft ontvangen.

Gaandeweg is gebleken dat het gezondheidseffect van sociale steun minder te maken heeft met hoeveel steun iemand daadwerkelijk heeft gekregen, maar veel meer met het gevoel dat er anderen zijn waar je op kunt rekenen als je iemand nodig hebt. Dit wordt dan het gevoel van potentiële steun of waargenomen steun genoemd. Of iemand in die betekenis steun waarneemt, zal er natuurlijk van afhangen of hij/zij ook inderdaad persoonlijke relaties heeft die te hulp zouden schieten als dat nodig is. Maar het lijkt ook af te hangen van de mate van veilige gehechtheid die iemand in de loop van het leven, en vooral in de vroege jeugd, heeft ontwikkeld.

Als je in een veilige en warme omgeving bent opgegroeid is de kans op de ontwikkeling van veilige gehechtheid groter. Dat betekent dat je een soort "werkmodel" hebt van de sociale wereld dat inhoudt dat over het algemeen mensen te vertrouwen zijn (en dat anderen ook jou vertrouwen). Het hebben van dat werkmodel maakt dat je gemakkelijker potentiële steun in je omgeving waarneemt, dan wanneer je een andere hechtingsstijl hebt ontwikkeld, zoals die van de onveilige gehechtheid (de meeste mensen zijn niet te vertrouwen) of die van de vermijdende gehechtheid (vrees voor afwijzing door anderen). En het klopt dat mensen met een veilige hechtingsstijl meer steun in hun omgeving waarnemen.

Maar tegelijk gaat veilige gehechtheid samen met betere sociale vaardigheden, met het gemakkelijker aangaan van sociale contacten en het onderhouden van die contacten. Dus hebben mensen die veilig gehecht zijn ook meer persoonlijke relaties (vriendschappen). Anders gezegd: weinigen van hen zijn eenzaam.

Het gaat er dus niet om dat mensen veel steun van hun omgeving moeten ontvangen om gezond te kunnen blijven. Cruciaal is of ze deel uitmaken van een sociale omgeving van persoonlijke relaties waarin mensen het gevoel hebben dat ze er voor elkaar zijn als dat nodig is. (Een ouderwets maar toepasselijk woord daarvoor is: gemeenschap.) Dat gevoel heeft wel degelijk een reëel substraat, dat wil zeggen: die mensen moeten er ook echt zijn. Maar het is vooral het gevoel van veiligheid dat belangrijk is voor dat positieve gezondheidseffect. Hoe minder dat gevoel er is, hoe meer kans op stress en op gezondheidsproblemen. Over wat die stress dan precies is en over de aard van die gezondheidsproblemen een andere keer meer. Nu alvast: het gaat vooral over chronische aandoeningen, zoals hart- en vaatproblemen, hormonale stoornissen en problemen van het immuunsysteem.

De informatie hierboven ontleen ik vooral aan dit artikel van Bert Uchino uit 2009. Dat het er om gaat deel uit te maken van zo'n gemeenschapsomgeving blijkt er ook dat uit het geven van hulp aan anderen, het voor anderen zorgen, een positief gezondheidseffect kan hebben en de levensduur kan verlengen. Kan, want iemand kan ook overbelast raken. Zie bijvoorbeeld dit onderzoek en  dit onderzoek van Stephanie Brown e.a. En zie dit onderzoek van Piliavin en Siegl dat laat zien dat het doen van vrijwilligerswerk een alternatief kan zijn voor zo'n gemeenschapsomgeving.

zondag 29 januari 2012

Joseph Stiglitz: schuldenproblemen in euro-landen niet veroorzaakt door te hoge overheidsuitgaven

Joseph Stiglitz in een interview met Der Spiegel (zie link onderaan dit bericht) in antwoord op de vraag of de Republikeinse presidentskandidaten gelijk hebben dat de Europese verzorgingsstaten mislukt zijn:
Woorden schieten me tekort voor zoveel onwetendheid. Deze mensen begrijpen niet echt wat er in Europa gebeurt en ze hebben ook niet echt begrepen wat er in de Verenigde Staten verkeerd gelopen is. Amerika is niet in staat om het gemiddelde inkomen te laten toenemen. Bij de sociale zekerheid, het onderwijs, gezondheid ziet het er nog slechter uit. In internationale vergelijkingen staan de VS nog slechts bovenaan met zijn gevangenissen. Daarin zitten tien maal zoveel mensen als in elk ander westelijk land.
Ik zou zeggen dat het Europese model van de verzorgingsstaat over het geheel genomen behoorlijk succesvol is. Tijdens de crisis heeft bijvoorbeeld de Duitse arbeidsmarkt veel beter gepresteerd dan de Amerikaanse.
Over de eurocrisis:
Europa heeft slechts een fout gemaakt, maar een heel grote: de euro. Met de juiste institutionele hervormingen had hij kunnen functioneren. Bij de invoering van de euro dacht men dat de convergentiecriteria van het Verdrag van Maastricht voldoende zouden zijn. Nu denkt men dat die criteria strenger toegepast moeten worden - en dat is fout. De schuldenproblemen van de eurolanden zijn in het algemeen niet veroorzaakt door te hoge overheidsuitgaven. In Ierland bijvoorbeeld heeft de financiële sector de crisis veroorzaakt, niet de verzorgingsstaat.
En op de vraag of er wel geld is om de economie aan te zwengelen (in plaats van alleen maar te bezuinigen):
Duitsland heeft het (geld) zonder twijfel vanwege de lage rente waarmee het geld kan lenen. De Europese schuldquote is kleiner dan die van de Verenigde Staten. Als men de eurozone met gemeenschappelijke leningen, eurobonds dus, op een lijn zou brengen, dan zou de kredietbeoordeling relatief goed zijn.
Lees verder het interview over zijn oordeel over de Occupy-beweging en over de noodzaak van meer transparantie van de financiële markten.

Het zou goed zijn als zo'n interview ook de grote Nederlandse dagbladen zou halen.

'via Blog this'

zaterdag 28 januari 2012

Lessen uit de nationale statushiërarchie van het Hitler-bewind

De rede van Marcel Reich-Ranicki in de Bondsdag brengt me op de vraag wat we moeten leren van de totstandkoming en het catastrofale aan de macht blijven van het Hitler-bewind. In mijn vorige bericht hierover, van 15 december van vorig jaar, kwam ik na lezing van Kershaw en Haffner tot de volgende conclusie:
Samengevat: hoe komt een narcistische mislukkeling, waarvan er zo veel zijn, aan de top van een nationale statushiërarchie te staan? Door dat volstrekte geloof in zichzelf goed te kunnen uitdragen, door beledigingen en door vervoering, door de duidelijke zwakte van de bestaande machthebbers, door een intimidatie-apparaat op te bouwen dat angst en vrees aanjaagt én door duidelijke prestaties te leveren. (Dat laatste en die zwakte van anderen hangen natuurlijk samen.)
Toen ik dat schreef, had ik natuurlijk mijn gedachten over allerlei narcisten waarmee je als je de media volgt geconfronteerd wordt. En ik stelde mezelf er mee gerust dat verreweg de meeste van die narcisten weliswaar gevaarlijk zijn voor degenen in hun persoonlijke omgeving, maar niet een publiek gevaar vormen.

Voor een publiek gevaar is er meer nodig. Een obsessie over de verderfelijkheid van een bevolkingsgroep, zoals de Joden of de Islam of de Roma of de buitenlanders. Het vermogen en de lust om enerzijds de tegenstanders te beledigen en de eigen aanhang te vervoeren (en die twee lijken helaas samen te hangen). En niet het minst: agressie. En dan niet alleen de persoonlijke agressie, die nog niet veel meer hoeft te zijn dan de routine van het beledigen, maar die ook een agressieve aanhang weet te kweken. Hitler was als persoon alleen verbaal agressief, maar dat was voldoende om gewelddadige en moordlustige types aan te trekken. En met die agressieve aanhang is er het intimidatie-apparaat. Als daar dan een duidelijke zwakheid van de overige politieke leiders bijkomt, in een tijd van grote economische onzekerheid, ja, dan mag je wel van een publiek gevaar spreken.

Als je nu volgt wat er zich in de media zoal afspeelt, dan kom je alle onderdelen van dit lijstje wel tegen, maar gelukkig nog niet allemaal tegelijk op een plek.

De Jobbik-partij in Hongarije is obsessief nationalistisch en is bezig een intimidatie-apparaat op te bouwen. Google maar eens afbeeldingen met "Hungarian guard". (Mijn gevoel van goede smaak verbiedt mij om een foto daarvan in dit bericht op te nemen.)

In Duitsland was er de Zwickauer Terrorzelle, drie jonge rechtsextremisten die niet alleen bankovervallen pleegden, maar ook acht Turkse en een Griekse winkelier doodschoten. De Duitse justitie onderzoekt nog de contacten van deze groep met andere sympathiserende groeperingen, zoals de NPD. Zie dit dossier van Der Spiegel voor meer informatie. Geen opwekkende lectuur. Hier zien we de combinatie van obsessief nationalisme en gewelddadigheid.

En dan was er in Noorwegen Anders Breivik, die vorig jaar in Oslo een bomaanslag pleegde en later op de dag in het zomerkamp van de jeugdafdeling van de sociaaldemocratische Noorse Arbeiderspartij om zich heen begon te schieten. Uit alles wat we nu van hem weten is dat hij in ieder geval de bekende obsessies had, met de Islam en links als verderfelijke vijanden. Hij was geïnspireerd door "onze" Geert Wilders. De gerechtspsychiaters hebben hem geestesziek en ontoerekeningsvatbaar verklaard, maar er komt een nieuw onderzoek. Waarschijnlijk lijdt hij aan een Narcistische Persoonlijkheidsstoornis, waar Hitler volgens Kershaw waarschijnlijk ook aan leed.

En in Nederland hebben we de obsessie van de verderfelijke Islam, de verbale agressie en de lust tot beledigen van Geert Wilders. Dat trekt types aan die ook graag verbaal agressief zijn en beledigen. Maar voor de rest valt het nog mee.

In alle gevallen hebben we wel de grote economische onzekerheid en de zwakte van de meeste huidige leiders. We zullen zien wat het wordt.

Begin vorig jaar schreef Ian Kershaw deze beschouwing over de mogelijke gevaren van het intolerante, obsessieve rechtsextremisme in Europa. Hij is aan de optimistische kant. Maar is wel bezorgd over wat er zou  kunnen gebeuren als de economische onzekerheid zou voortduren en toenemen of als Islamitische terroristen grote aanslagen zouden plegen. Dat laatste: gelukkig niet. (Update. Helaas kunnen we dat, nu 2015 op zijn einde loopt, niet meer zeggen.) Maar die economische onzekerheid, die is lijkt me alleen maar toegenomen. Zwakke leiders...

Marcel Reich-Ranicki spreekt in de Duitse Bondsdag

Ik weet het, we hebben het allemaal veel te druk. Maar we zouden hier allemaal de tijd voor moeten nemen. De Duitse Bondsdag hield gisteren de jaarlijkse herdenking van de slachtoffers van het nationaal-socialisme. Met een rede van Marcel Reich-Ranicki over de "Umsiedlung" van de bewoners van het Joodse getto in Warschau op 22 juli 1942. Reich-Ranicki was een van die bewoners. De 91-jarige is moeilijk te verstaan, maar ik "hang aan zijn lippen".
Deutscher Bundestag: Als die Aussiedlung in den Tod begann:

'via Blog this'

vrijdag 27 januari 2012

Gezondheid en sociale omgeving (1)

Dit is het eerste van een serie berichten over het onderzoek naar het verband tussen sociale omgeving en gezondheid.

Dat onderzoek begon ergens in de jaren zeventig en tachtig van de vorig eeuw. House, Landis en Umberson publiceerden in 1988 in Science het eerste overzicht van de studies die tot dan waren gedaan naar de invloed van sociale relaties op gezondheid. Ze lieten zien dat een tekort aan sociale relaties (sociaal isolement, eenzaamheid) een risicofactor is voor ziek worden (morbiditeit) en voor overlijden (mortaliteit). Dat risico bleek vergelijkbaar te zijn met dat van roken, obesitas, weinig bewegen en hoge bloeddruk.

Ergens in die tijd kwam ik met dat onderzoek in aanraking. Een student medische sociologie kwam me vragen wat ik er van vond dat patiënten met een partner sneller herstelden dan alleenstaande patiënten. Ik weet nog goed dat mijn eerste reactie was dat dat ongetwijfeld er mee te maken had dat die patiënten met een partner het voordeel hadden dat ze er vaker aan werden herinnerd om hun medicijnen in te nemen. Terugkijkend denk ik dat in die tijd, ook bij mij, het "medische model" nog hoogtij vierde. Je kon ziek worden, maar daar waren dan medicijnen voor en dan werd je weer beter als je die innam.

Mijn eerste gedachte bleek later de "sociale controle hypothese" te zijn. Volgens die hypothese hebben jouw sociale relaties een beschermende invloed op jouw kans om ziek te worden doordat ze je aanzetten tot gezondheidsgedrag. Mocht je teveel gaan roken of te veel gaan drinken of te weinig uit je stoel komen, dan zullen de mensen om je heen daar wat van zeggen. En je zult dan dus meer aansporingen krijgen om je beter te gedragen, of om je medicijnen in te nemen, dan wanneer je alleen bent.

Dat is ook wel zo, maar ook als je daar rekening mee houdt, blijft dat verband bestaan tussen sociale relaties en gezondheid. Die student wist me ook meteen te melden dat de verklaring daar niet lag, althans niet volledig. Ook als je een partner hebt die jou nooit tot gezondheidsgedrag aanspoort, herstel je toch sneller dan een patiënt zonder partner. Dat betekent dat het effect van sociale relaties op gezondheid een zogenaamd direct effect is.

Hoe dat kan is tot op de dag van vandaag onderwerp van heel veel onderzoek. Teveel om allemaal in je eentje te kunnen overzien. Gelukkig verschijnen er zo nu en dan overzichten van onderzoek, zogenaamde reviews. Een daarvan is deze studie uit 1996 van Uchino, Cacioppo en Kiecolt-Glaser, die denk ik een mijlpaal geweest is. Een recentere bespreking van een deel van het onderzoek, door Cacioppo, Hawkley, Norman en Berntson, verscheen vorig jaar.

Ik zal er in komende berichten uitgebreid aandacht aan besteden. Kijk ondertussen eens naar deze video waarin John T. Cacioppo de resultaten van zijn onderzoek uitlegt aan studenten. Neem er de tijd voor, want hij is vijf kwartier aan het woord. De mevrouw die hem aankondigt doet dat een beetje lacherig, wat laat zien dat eenzaamheid nog wel wat een taboe onderwerp is. Zoals bijna altijd, komen vragen van studenten maar moeilijk op gang. Maar dat ligt er misschien ook aan dat de spreker te gretig wil vertellen wat hij allemaal weet. Een aanzienlijke kortere video vind je hier.

Een helder bericht over de eurocrisis: twee problemen

Simon Wren-Lewis, hoogleraar economie aan de Universiteit van Oxford, schrijft een helder bericht (zie hieronder) over hoe optimistisch of hoe pessimistisch we naar de eurocrisis moeten kijken.

Er is iets te zeggen voor optimisme. Het huidige beleid van de Europese Centrale Bank is om wel in te grijpen om een bankencrisis te voorkomen, maar tegelijk de rentes op staatsobligaties van de landen met de grootste tekorten behoorlijk hoog te houden. Zodat die landen de druk blijven voelen om te bezuinigen en hun economie te hervormen. Daar is (veel) tijd voor nodig en in die tijd kan de crisis kritiek worden. Maar als dat gebeurt, dan mogen we er op vertrouwen dat de ECB wel ingrijpt. Dit is de visie van Bergsten en Kirkegaard. En het lijkt mij de visie van Duitsland te zijn. En die van Nederland, lijkt het. Volgens deze visie zijn de overheidstekorten het hoofdprobleem.

Maar volgens de pessimistische visie (van Paul de Grauwe en anderen, in een artikel achter slot in de Financial Times) is het hoofdprobleem het gebrek aan evenwicht tussen betalingsbalansen van landen in de eurozone. De periferielanden (Griekenland, Italië, Spanje, Portugal en Ierland) hebben betalingsbalanstekorten en andere landen, voorop Duitsland, hebben betalingsbalansoverschotten. Eenvoudig gezegd: die eerste landen exporteren te weinig en Duitsland exporteert teveel. Om dat verschil in concurrentievermogen weg te werken, moeten de perifierielanden bezuinigen en hervormen. Maar daar moet tegenover staan dat de overschotlanden niet ook moeten bezuinigen. Dan ontstaat een "bezuinigingscompetitie", die de periferielanden natuurlijk gaan verliezen. De recessie in Italië en Spanje en Portugal wordt dan zo diep als hij nu al is in Griekenland. Of nog erger. En dat zal tot politieke onrust leiden. Met mogelijk als gevolg het uiteenvallen van de eurozone. Duitsland moet dus zijn bestedingen juist opvoeren. Nederland ook, maar dat legt minder gewicht in de schaal.

Conclusie:
... het kernprobleem voor de eurozone lijkt op dat van de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en anderen. Te veel bezuinigen op de korte termijn houdt het herstel van de vorige recessie tegen of breekt hem af (...). In die andere landen zal dat excessieve bezuinigen "slechts" resulteren in een nog jaren lang veel hogere werkloosheid. In de eurozone zouden de gevolgen veel dramatischer kunnen zijn.

'via Blog this'

donderdag 26 januari 2012

Paul Krugman over de depressie in Engeland

Paul Krugman verwijst naar Jonathan Portes die laat zien dat de huidige depressie die Groot-Britannië teistert, naar diepte en duur steeds meer lijkt op de Grote Depressie van de jaren dertig van de vorige eeuw. Zie de link onderaan dit bericht. En hij haalt zijn gelijk binnen. Maar zijn waarschuwingen aan de Cameron-regering dat bezuinigen de depressie erger maakt, waren aan dovemansoren gericht. Hij linkt nog eens aan zijn column van 1 juli 2010, waarin hij uitlegt hoe hij zijn vertrouwen in Serious People verloor. Die mannen, meestal mannen, in hoge posities, die elkaar napraten in plaats van echt naar de wereld te kijken. Het is goed om die column nog eens te herlezen. Of te lezen, want de actualiteit is niet verminderd. Cameron gaat door, want "het beleid werkt"(!).
The Greater Depression - NYTimes.com:

'via Blog this'

woensdag 25 januari 2012

Van welke persoonlijke en maatschappelijke problemen is bekend dat ze mede veroorzaakt worden door de sociale omgeving?

Analoog aan de (vereenvoudigde) redenering achter het Paleo Dieet kun je een redenering opzetten over de (mogelijke) wenselijkheid van een sociale omgeving die de Paleo Sociale Omgeving dichter benadert. Dat wil zeggen, dichter dan het soort sociale omgeving waarin de meeste mensen in onze huidige maatschappij opgroeien en hun leven leiden. Zie dit bericht. Die redenering zou, denk ik, uit de volgende vier stappen bestaan:
  1. Een inventarisatie van de in onze maatschappij bestaande persoonlijke en maatschappelijke problemen waarvan we weten dat ze mede worden veroorzaakt door kenmerken van de sociale omgeving van mensen.
  2. Aanwijzingen dat die kenmerken van de huidige sociale omgeving niet of veel minder aanwezig waren in de Paleo Sociale Omgeving van de jagers-verzamelaars.
  3. Aanwijzingen dat die persoonlijke en maatschappelijke problemen (zie stap 1) niet of veel minder aanwezig waren in de jagers-verzamelaars maatschappijen. En aanwijzingen dat die jagers-verzamelaars niet te kampen hadden met andere persoonlijke en maatschappelijke problemen die wij niet meer kennen.
  4. Vinden van (praktisch toepasbare) mogelijkheden om onze huidige sociale omgeving dichter in de buurt te brengen van de Paleo Sociale Omgeving.
Ik maak nu een begin met stap 1.

Voor zover ik de sociaalwetenschappelijke onderzoeksliteratuur ken, zijn er voor de volgende vijf persoonlijke/maatschappelijke problemen aanwijzingen dat  ze mede worden veroorzaakt door kenmerken van de sociale omgeving:
  1. gezondheidsproblemen
  2. problemen met het cognitief/intellectuele functioneren
  3. criminaliteit en algemener: asociaal gedrag
  4. economische stagnatie en economische instabiliteit
  5. problemen met het functioneren van de democratie.
Voor deze vijf problemen zal ik in komende berichten een overzicht proberen te geven van het onderzoek dat licht werpt op de mate waarin en de manieren waarop deze problemen voortkomen uit kenmerken van de sociale omgeving waarin mensen verkeren. Dat gaat vaak over onderzoek waarin personen worden vergeleken die qua sociale omgeving van elkaar verschillen. Bijvoorbeeld onderzoek waarin mensen die weinig persoonlijke relaties hebben (die eenzaam zijn) worden vergeleken met mensen die meer of veel persoonlijke relaties hebben. Maar het gaat ook over onderzoek waarin landen worden vergeleken, bijvoorbeeld landen waarvan de bewoners elkaar onderling veel vertrouwen en landen waarvan de bewoners elkaar juist weinig vertrouwen.

Daarmee bouw ik voort op werk dat ik al eerder heb gedaan en dat een deel van de stof uitmaakte van het vak Sociale Welvaart dat ik tot 2008/2009 aan de sociologie-opleiding van de Groningse universiteit doceerde. Zie dit bericht voor een beschrijving van dat vak. Sinds die tijd is er natuurlijk voortschrijdend inzicht bij mijzelf, maar is er ook veel interessant sociaalwetenschappelijk onderzoek bijgekomen.

dinsdag 24 januari 2012

Lezing van Mario Monti

Mario Monti, de nieuwe premier van Italië, lijkt een belangrijke rol te gaan spelen in de oplossing van de eurocrisis (als die wordt opgelost). De lezing die hij vorige week gaf aan de London School of Economics is nu op video te bekijken. Interessant. En hoopgevend.

Hoe staat het eigenlijk met de eurocrisis?

Hoe staat het eigenlijk met de eurocrisis?

Als je op de Nederlandse media afgaat, dan zou je gaan geloven dat het rustig is aan het "eurofront". Maar als je je wat breder informeert, dan doemt meer het beeld op van een smeulend vuur dat elk moment kan opvlammen.

Gelukkig doet de Volkskrant van vanochtend verslag van de oproep van het Internationale Monetaire Fonds (IMF), de Wereldbank, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en acht andere internationale organisaties aan de regeringsleiders van de eurozone om nu eindelijk eens hun bezuinigingsdrift te beteugelen. Er is bijval van economen, die al eerder hebben uitgelegd dat bezuinigen in een periode van vraaguitval geen goed idee is. Bas Jacobs, die ik eerder noemde als een Nederlandse Paul de Grauwe, wordt in het artikel aangehaald.

Het lijkt mij belangrijk nieuws dat zoveel internationale organisaties, waarin zoveel deskundigheid is verenigd, naar buiten komen met deze gezamenlijke verklaring (die ik trouwens niet op internet kan vinden).  Opmerkelijk dat de Volkskrant dit bericht niet op de voorpagina zet, maar pas op pagina 23. Vindt de redactie het minder belangrijk omdat er in de Nederlandse politiek maar weinig echt tegenspel is tegen de bezuinigingsdrift?

Hoe dan ook, Christine Lagarde, de directeur van het IMF, hield gisteren in Berlijn, laten we maar zeggen: het hol van de leeuw, een rede waarin ze waarschuwt dat we gemakkelijk in een "jaren dertig moment" terecht kunnen komen (zie de link onderaan dit bericht naar de tekst en de video):
Een moment waar vertrouwen en samenwerking in elkaar storten en landen zich naar binnen keren. Een moment dat uiteindelijk leidt naar een negatieve spiraal die de hele wereld in zijn greep kan houden.
Over de eurozone zegt ze dat de recessie alleen maar groter wordt als iedereen blijft bezuinigen. Voor de lange termijn moet er hervormd worden. Maar voor de korte termijn is juist een toename van de overheidsbestedingen, door automatische stabilisatoren (lees: uitkeringen), noodzakelijk.

En ze wijst op de noodzaak om landen als Spanje en Italië, die fundamenteel in staat zijn hun schulden terug te betalen, maar nu veel te hoge rentes moeten betalen, te ondersteunen door vergroting en inzetting van het ESM (Europees Stabiliteits Mechanisme) en door actie van de ECB. Dat laatste niet alleen door de banken goedkoop geld te lenen, zoals de ECB nu al doet, maar ook door zelf in te grijpen in de markt voor overheidsschulden:
Actie van de ECB ter verschaffing van de noodzakelijke liquiditeitsondersteuning om de kapitalisering van banken en de markten voor overheidsschulden te stabiliseren, zou ook noodzakelijk zijn. (Cursivering van mij.)
En tenslotte vindt ze dat de eurozone meer fiscaal moet integreren. Dat wil zeggen dat de met de invoering van de euro ontstane onderlinge afhankelijkheden ook echt vorm moeten krijgen door het delen van risico's, zoals dat nu al binnen landen gebeurt. In concreto: door de invoering van euro obligaties. Zonder overdrachten van rijkere gebieden naar armere is een land niet mogelijk en is ook een muntunie niet mogelijk. Opmerkelijk dat ze daarbij verwijst naar de Raad voor Economische Adviseurs van de Duitse regering, die dit inzicht deelt.
"Global Challenges in 2012" By Christine Lagarde, Managing Director, International Monetary Fund:

'via Blog this'

maandag 23 januari 2012

De vereenvoudigde redenering achter het Paleo Dieet (en de Paleo Leefwijze)

In het vorige bericht kondige ik aan dat ik uitgebreider aandacht zou besteden aan het Paleo Dieet en aan de Paleo Sociale Omgeving. Ik heb nu dit artikel van Frits Muskiet gelezen en ik heb me verdiept in het artikel The western diet and lifestyle and diseases of civilization, dat vorig jaar is verschenen. Ik heb daaruit opgemaakt dat je de redenering achter de gezondheidsclaim van het Paleo Dieet (en leefwijze) tot vier stappen kunt vereenvoudigen. (Met de Paleo leefwijze is in dit verband een leefwijze bedoeld met meer fysieke beweging dan kenmerkend is voor onze huidige leefwijze.)

Die vier stappen lijken mij te zijn:
  1. De constatering dat mensen nu vooral aan de zogenaamde beschavingsziekten lijden, namelijk hart- en vaatziekten, obesitas, hoge bloeddruk, type 2 diabetes, kanker (i.h.b. epitheliale tumoren), auto immuun ziekten en osteoporose. Aanwijzingen dat deze ziekten (mede) veroorzaakt worden door kenmerken van ons huidige dieet en onze huidige leefstijl (weinig beweging). Mede veroorzaakt, omdat er altijd een combinatie van kenmerken van het genoom en kenmerken van de omgeving in het spel is.
  2. Aanwijzingen dat die kenmerken niet of veel minder aanwezig waren in het Paleo Dieet en de Paleo Leefwijze.
  3. Aanwijzingen dat jagers-verzamelaars niet of veel minder leden aan deze beschavingsziekten dan dat mensen tegenwoordig doen. En meer algemeen: aanwijzingen dat jagers-verzamelaars in het algemeen gezond waren, dus niet op vergelijkbare schaal leden aan andere ziektes die toen veel voorkwamen en die wij niet meer kennen.
  4. Als die aanwijzingen van de voorgaande stappen er inderdaad zijn en als ze sterk genoeg zijn: vinden van mogelijkheden om het huidige dieet en de huidige leefwijze zo bij te stellen dat we het Paleo Dieet en de Paleo Leefwijze dichter benaderen. Als dat lukt, zullen die beschavingsziekten minder moeten voorkomen.
Analoog hieraan kun je proberen een redenering op te zetten over de (mogelijke) wenselijkheid van een sociale omgeving die de Paleo Sociale Omgeving meer benadert. Die zou beginnen met het vaststellen welke aanwijzingen er zijn dat veel voorkomende persoonlijke en maatschappelijke problemen (mede) veroorzaakt worden door kenmerken van de huidige sociale omgeving waarin wij ons leven leiden en waarin wij onze kinderen groot brengen. Daar over een volgende keer meer.

zondag 22 januari 2012

Is er naast het Paleo Dieet ook een Paleo Sociale Omgeving?

Rudi Wielers, met wie ik regelmatig wandel en dan de wereld doorneem, maar ook ideeën over het "juiste dieet" uitwissel, stuurde me een knipsel uit het Dagblad van het Noorden met een artikel van Arend van Wijngaarden over het paleo dieet, ook wel oer dieet genoemd. Het artikel is ook hier te vinden. Met dat dieet zou je, althans bij benadering, het voedselpakket tot je nemen dat onze verre voorouders, de jagers-verzamelaars, waarschijnlijk nuttigden. Het bevat veel minder koolhydraten (granen, suikers) en linolzuur (zonnebloemolie) en veel meer eiwitten en vet, zoals in eieren, vis en vlees, dan wij gewend zijn te eten.

Het artikel besteedt aandacht aan de onderzoeksgroep van de klinisch-chemicus Frits Muskiet van het Universitair Medisch Centrum Groningen, die op dit terrein onderzoek heeft gedaan en die een voorstander is van het paleo dieet. Ik was niet op de hoogte van deze onderzoeksgroep en van hun publicaties. Toen ik op zoek ging, vond ik o.a. dit mooie artikel dat ook voor een breder publiek bedoeld is. Het legt uit wat evolutionaire geneeskunde is en dat het paleo dieet als therapie en als preventie (!) daar onderdeel van is. Er bestaat ook een Nederlandse website over het paleo dieet.

Ik was al wel op de hoogte van het paleo dieet. Sterker, ik volg het al een paar jaar, maar dat betekent tot nu toe niet veel meer dan dat ik heel kleine hoeveelheden brood, pasta en rijst eet (en veel eieren en groente) en van zoetigheden afblijf. En ik eet wel vis en vlees. (Alles zoveel mogelijk biologisch.) De "discussie" met Rudi gaat er dan over of dit nu wel of niet een verstandig dieet is.

Mijn interesse in het paleo dieet hangt samen met mijn interesse in de vraag of de sociale omgeving waarin wij ons leven leiden en waarin wij onze kinderen laten opgroeien, nog wel goed afgestemd is op wat wij nodig hebben om ons sociaal en moreel gunstig te ontwikkelen. En in de vraag of dat mogelijke gebrek aan goede afstemming niet ook een oorzaak is van stress en gezondheidsproblemen en allerlei maatschappelijke problemen. Dat gebrek aan afstemming zou er dan aan liggen dat onze sociale omgeving sterk afwijkt van die van de jagers-verzamelaars, onze verre voorouders die zich zo succesvol vanuit oostelijk Afrika over de wereldbol hebben verspreid. Hun sociale omgeving zou veel meer dan de huidige bevorderlijk zijn voor gemeenschapsgedrag en daardoor veel meer onze neigingen tot statuscompetitiegedrag onder de duim houden.

Deze beide thema's, dat van het oer dieet en dat van de oer sociale omgeving, lijken sterk op elkaar. In discussies tussen "voor- en tegenstanders" spelen ongeveer dezelfde argumenten een rol. Ik ben zelf geneigd om de argumenten voor het oer dieet en voor de oer sociale omgeving serieus te nemen. Dat laatste betekent dat ik het voor wenselijk houd om bij onze maatschappij-inrichting meer rekening te houden met de eigenschappen van de oer sociale omgeving dan we nu doen. Natuurlijk zie ik wel in dat de mogelijkheden daartoe beperkt zijn, maar ze lijken me ruimer dan dat we nu in de praktijk brengen.

In komende berichten zal ik aan beide thema's uitgebreider aandacht besteden.

vrijdag 20 januari 2012

De Nederlandse reclame code: er is nog veel te winnen

De aanbeveling van het rapport waar ik hier over schreef om te verbieden dat reclame appelleert aan extrinsieke waarden, zoals succes en populariteit, is in de Nederlandse Reclame Code al voor een deel opgenomen. Althans voor wat de reclame voor alcoholhoudende dranken betreft. Ik citeer Artikel 8 van de Reclamecode voor alcoholhoudende dranken:
Artikel 8. Sociaal of seksueel succesReclame voor alcoholhoudende drank mag niet de indruk wekken dat er een causaal verband is tussen de consumptie van alcoholhoudende drank en het hebben van sociaal en/of seksueel succes. Die indruk dat dit causale verband bestaat kan ook ontstaan door middel van de suggestie dat alcohol wordt geconsumeerd zonder dat de alcohol(consumptie) daadwerkelijk in beeld komt.
Meer in het bijzonder zijn de uitingen als omschreven in de toelichting bij artikel 8 niet toegestaan (deze opsomming is niet limitatief).
Toelichting artikel 8Sociaal succes
-uitingen waarin een of meer personen geportretteerd worden in een ‘ervoor’ versus ‘erna’ situatie, waarbij in de ‘ervoor’ situatie één of meerdere personen aantoonbaar tekort schieten in sociale- en/ of intermenselijke vaardigheden en na consumptie van alcoholhoudende drank in de ‘erna’ situatie over sociale en/of intermenselijke vaardigheden beschikken;
-uitingen waarin iemand een baan of een promotie op zijn werk krijgt als gevolg van alcohol(consumptie);
-uitingen waarin iemand overduidelijk meer maatschappelijke status verwerft als direct gevolg van alcohol(consumptie).
Seksueel succes
-uitingen waarin een situatie in een bar of discotheek of op een feestje getoond wordt waarbij andere personen pas willen dansen met de hoofdpersoon in de uiting nadat hij/zij alcoholhoudende drank heeft geconsumeerd (en die dat voor die tijd aantoonbaar niet willen);
-uitingen waarin personen geportretteerd worden in een ‘ervoor’ versus ‘erna’ situatie waarin het succesvol versieren/oppikken van iemand in een horecagelegenheid of het krijgen van een seksuele relatie uitgebeeld wordt, als direct gevolg van alcohol(consumptie);
-uitingen waarin een persoon zich ontdoet van zijn/haar kleding, een meer uitdagende positie aanneemt of zich overduidelijk seksueel beschikbaar stelt t.o.v. hetzij een andere persoon in de uiting, hetzij de kijker, waarbij het overduidelijk is dat dit het gevolg is van alcohol(consumptie).
NB: het tonen van één of meer personen die (reeds) seksueel of sociaal succesvol zijn, is op zich niet in strijd met artikel 8 RvA.
En in de Reclamecode voor voedingsmiddelen komt dit artikel voor:
11.In een reclame-uiting specifiek gericht op Kinderen mag bij de aanprijzing van een voedingsmiddel niet de indruk worden gewekt dat de consumptie van het aangeprezen voedingsmiddel hen meer status of populariteit onder leeftijdgenoten biedt dan de consumptie van een ander voedingsmiddel.
Meer heb ik niet kunnen vinden. (Zie hier voor de volledige reclamecode.) Reclame die appelleert aan het streven naar status en populariteit en seksueel succes is dus niet verboden voor andere producten dan alcoholhoudende dranken. En reclame die appelleert aan status en populariteit en die gericht is op kinderen is niet verboden voor alle andere producten dan voedingsmiddelen. Hier is dus nog veel te winnen.

donderdag 19 januari 2012

De kracht van goede bedoelingen

Dit is maar een onderzoekje (zie de link onderaan dit bericht), maar ik denk dat de betekenis er van misschien onverwacht groot is.

De onderzoeker laat zien dat als iemand jou pijn of ongemak toebrengt, je dat als minder pijnlijk ervaart als je weet dat het met goede bedoelingen gedaan is. Minder pijnlijk dan wanneer het per ongeluk gebeurde en wanneer het met kwade bedoelingen gebeurde.

In dezelfde lijn bleek dat mensen een behandeling met een elektrische massagestoel als aangenamer ervaren als die stoel door een persoon bediend wordt dan door een computer (terwijl de massage in beide gevallen volledig identiek is). De bedoeling van een massage is om als aangenaam ervaren te worden. Maar in het eerste geval is er ook echt een persoon aan wie je die goede bedoeling kunt toeschrijven. Aan een computer doe je dat niet.

En tenslotte vinden mensen een snack lekkerder als ze die uitgereikt krijgen met een briefje waarop staat "Ik heb dit voor jou speciaal uitgekozen. Hoop dat het je blij maakt" dan met een briefje "Hoe dan ook. Kan me niet schelen. Ik heb willekeurig wat uitgezocht."

De betekenis die je hieraan kunt geven, heeft te maken met het onderscheid tussen persoonlijke en onpersoonlijke relaties. Anders gezegd, het onderscheid tussen het persoonlijke domein en het onpersoonlijke domein van onze sociale leefwereld.

In het persoonlijke domein, dat van familie en vrienden, gaan we gemakkelijker uit van de aanwezigheid van goede bedoelingen bij de mensen waarmee we omgaan dan in het onpersoonlijke domein. En omdat we de kracht van die goede bedoelingen nodig hebben, regelen we zaken liever binnen het persoonlijke dan binnen het onpersoonlijke domein. Als dat mogelijk is.

Vandaar dat ouders de opvang van hun kinderen liever informeel regelen (grootouders!) dan dat ze gebruik maken van de kinderopvang of de buitenschoolse opvang. En vandaar dat mensen als ze zorg nodig hebben, liever zo lang mogelijk mantelzorg ontvangen.

En vandaar dat in de jeugd- en gezinszorg de werkwijze van de Eigen Kracht-conferenties vaak zo succesvol is. Hulp en begeleiding in de sfeer van de eigen persoonlijke relaties heeft nu eenmaal het voordeel dat goede bedoelingen meer vanzelf spreken dan wanneer hulpverleners aan de deur komen.
The Power of Good Intentions | Psych Central News:

'via Blog this'

woensdag 18 januari 2012

Robert Shiller: Bezuinigen leidt tot teleurstellende resultaten

Robert Shiller: Afgaand op de evidentie die we hebben, zullen bezuinigingsprogramma's in Europa en elders waarschijnlijk teleurstellende resultaten opleveren.

Dat is heel keurig gezegd.
Does Austerity Promote Economic Growth? - Robert J. Shiller - Project Syndicate:

'via Blog this'

Meer over de nadelen (en voordelen) van het in de stad wonen en opgroeien

Dit is een vervolg op dit bericht over de grotere kans op mentale stoornissen voor stadsbewoners of mensen die in de stad zijn opgegroeid. Die grotere kans kan er mee te maken hebben dat sociale netwerken van stadsbewoners meer gefragmenteerd zijn dan die van plattelandsbewoners. En het kan er mee te maken hebben dat stadsbewoners minder in aanraking komen met natuur dan plattelandsbewoners. En zowel een sociale netwerk van persoonlijke relaties als het in aanraking komen met de natuur zijn leefstijlkenmerken die ons welzijn verhogen. Zie dit bericht over goede voornemens en therapeutische leefstijlveranderingen.

Nu kwam ik twee studies tegen die hier meer licht op werpen. Uit een Zweedse studie blijkt dat plattelandskinderen van tussen de 11 en 15 jaar meer veiligheid en onderling vertrouwen in hun sociale omgeving waarnemen dan stadskinderen van dezelfde leeftijd. En dat die veiligheid en het onderlinge vertrouwen samenhangen met een hoger welzijn. Dit is een aanwijzing dat de sociale omgeving waarin plattelandskinderen opgroeien gemiddeld genomen gunstiger is voor hun sociale en morele ontwikkeling, en dus voor hun gemeenschapsgedrag en hun pro-sociale gedrag, in vergelijking met stadskinderen.

En deze Amerikaanse studie laat zien dat kinderen met AD(H)D die vaker in open, groene ruimtes spelen minder ernstige symptomen hebben, zoals gemeld door hun ouders, dan kinderen die dat meer binnenshuis doen of in bebouwde en misschien wel open, maar bestrate, ruimtes. Die open en groene ruimtes vind je natuurlijk meer op het platteland. Deze studie werpt geen licht op de vraag of de kans op AD(H)D groter is voor stadskinderen. Je zou het wel verwachten en misschien is het onderzocht, maar ik ben er niet van op de hoogte.

Wereldwijd groeit de stadsbevolking. Dat lijkt niet te vermijden. Maar we kunnen wel van zulk onderzoek leren dat we steden ruimtelijk en qua voorzieningen zo moeten inrichten dat mensen gemakkelijker in hun buurt een sociaal netwerk ontwikkelen, zodat kinderen een veilige en vertrouwde sociale omgeving hebben. En daar hoort bij dat elke buurt zijn open, groene ruimtes heeft. En dat gaat niet samen met steeds dichtere bebouwing.

Tenslotte: je zou kunnen denken dat die wereldwijde trek naar de stad betekent dat mensen liever in de stad wonen dan op het platteland. Dus, waar maken we ons druk over? Het is zeker zo dat in grote delen van de wereld het wonen in de stad aantrekkelijker is dan het wonen op het platteland. In de stad is meer werkgelegenheid, zijn er meer opleidingskansen en liggen de inkomens hoger. En daardoor zijn in die delen van de wereld stadsbewoners tevredener met hun leven dan plattelandsbewoners, ondanks de grotere vervuiling en congestie. Maar dit geldt vooral voor die gebieden die minder economisch ontwikkeld zijn. Hoe meer economisch ontwikkeld (hoe welvarender), hoe meer het platteland de stad benadert of zelfs voorbijstreeft in de levenstevredenheid van mensen. Zie dit artikel.

dinsdag 17 januari 2012

Babies leren taal ook door liplezen

Bij babies gaat vanaf ongeveer zes maanden het gebrabbel over in de eerste lettergrepen en nog wat later in het eerste "mamma" of "pappa". We nemen aan dat dat vooral gebeurt doordat volwassenen veel tegen hen praten. Het bekende "waar is tie dan?" en dat soort pogingen tot communicatie waar we ons gemakkelijk aan overgeven als we een baby voor ons hebben.

Nu hebben onderzoekers uitgevonden dat babies bij het aanleren van hun eerste lettergrepen en woordjes ook gebruik maken van liplezen. Terwijl ze daar voor vooral naar de ogen kijken, gaan ze na omstreeks zes maanden naar de lippen kijken. Zo zullen spiegelneuronen actief worden die imitatie van de mondbewegingen oproepen. Na ongeveer een jaar richten ze zich weer meer op de ogen.

Zie de link onderaan dit bericht. En zie daar een foto van een van de "proefpersonen".

Dit kan een klein verschil zijn, met grote gevolgen, tussen mensenbabies en jongen van klauwaapjes. Het is bekend dat klauwaapjes ook onderling brabbelen en dat hun jongen daar al heel snel mee beginnen. Maar bij hen gaat dat brabbelen niet over in taal. Zie ook dit bericht.

Natuurlijk kun je niet zeggen dat als die klauwaapjes babies nu ook maar zouden liplezen, dat ze dan ook taal zouden leren. Want er moet al taal zijn om dat liplezen zin te verlenen. Het is zo'n voorbeeld van het niet weten wat er het eerst was. En waarschijnlijk is het ontstaan van taal bij mensen in heel kleine stapjes over en weer gegaan. Steeds een iets rijker repertoire van klanken en mondbewegingen (en gelaatsuitdrukkingen) en steeds iets meer aandacht van babies voor mondbewegingen. En ontwikkeling van spiegelneuronen.

Het interessante is dat klauwaapjes, net als mensen, hun kinderen coöperatief grootbrengen, waardoor ze ook net als mensen behoorlijk altruïstisch zijn.
Study: Babies try lip-reading in learning to talk:

'via Blog this'

maandag 16 januari 2012

Maakt reclame ons materialistischer, ondankbaarder en daardoor ongelukkiger?

Het World Wide Fund for Nature (WWF) en het Public Interest Research Centre (PIRC) hebben een een rapport laten samenstellen met een overzicht van het wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van reclame op houdingen en welzijn van mensen. Het is hier te lezen. De conclusie van het rapport is dat er duidelijke aanwijzingen zijn dat reclame negatieve gevolgen heeft:
1. toename van onze ecologische voetafdruk door het aanjagen van consumptie,
2. versterken van extrinsieke aspiraties (conformisme, uiterlijk vertoon, najagen van financieel succes en prestaties in de ogen van anderen, macht),
3. en daarmee het verzwakken van onze intrinsieke aspiraties (goede relaties met familie en vrienden, tevredenheid met jezelf, gemeenschapsgevoel, helpen van anderen, gerichtheid op collectief welzijn).
Daardoor heeft reclame een negatief effect op onze tevredenheid met het leven en ons geluk.

Het rapport weerlegt drie argumenten dat het met de gevolgen van reclame wel zou meevallen:
1. het argument dat mensen door reclame alleen andere producten kopen en niet meer producten,
2. het argument dat reclame niet meer is dan een spiegel van de bestaande waarden (en dus niet die waarden beïnvloedt),
3. het argument dat reclame alleen maar de keuzevrijheid vergroot.
Aan het eind komen de auteurs tot twee aanbevelingen:
1. neem in de reclamecodes op dat reclame niet mag appeleren aan extrinsieke waarden (dus bijvoorbeeld niet een product mogen aanprijzen als een middel om "populair" te worden),
2. verminder de alomtegenwoordigheid van reclame: minder of geen reclame in de publieke ruimte, meer mogelijkheden om je er van af te sluiten (opt-out), meer publieke of anderszins niet commerciële financiering van nieuws en andere media. (En doe dit vooral voor en ten behoeve van kinderen.)
Tenslotte stellen ze voor om reclamemakers te verplichten om voor de negatieve gevolgen van blootstelling aan reclame te waarschuwen. Vergelijk maar met verplichte waarschuwingen tegen roken.

Omdat televisiekijken praktisch gelijk staat aan intensieve blootstelling aan reclame, kun je verwachten dat televisiekijken dezelfde negatieve gevolgen heeft. In het onderzoek naar de gevolgen van televisiekijken heet dat het cultiveringseffect. Het houdt in dat in de inhoud van televisieprogramma's de extrinsieke waarden meer worden benadrukt, ten koste van de intrinsieke waarden. Waardoor je van veel televisiekijken materialististischer wordt, wat wil zeggen dat je van consumptie meer goede dingen van het leven verwacht dan realistisch is. En daardoor wordt je minder tevreden met je leven. Dat dat inderdaad zo is, blijkt uit deze studie, die vorig jaar verscheen.

Tenslotte: denk ook aan dit bericht waarin ik inging op de positieve gevolgen van gevoelens van dankbaarheid en me afvroeg waarom we dan niet vaker dankbaar zijn. De economie, en daarmee onze reclamemakers, zijn niet zo geïnteresseerd in onze dankbaarheidsgevoelens. Dat consumeert niet zo lekker.

Nu video van lezingen Schor, Skidelski, Jackson over minder werken

In vervolg op dit bericht waarin ik linkte naar de podcast van de lezingen van Schor, Skidelski en Jackson over minder werken: nu is ook de video van de lezingen te bekijken. Hier is de link. Minder vermoeiend om te volgen dan de podcast. Jammer dat de powerpoints van Juliet Schor niet in beeld komen. (Merk trouwens op hoe prominent ze het Nederlandse beleid ten aanzien van het recht op deeltijdwerk behandelt.)

zondag 15 januari 2012

Kredietbeoordelaar S&P: alleen bezuinigen vergroot de problemen!

Paul Krugman heeft de toelichting van kredietbeoordelaar S&P op de afwaardering van een stel Europese landen goed gelezen. Zie de link onderaan dit bericht. Wat staat daar:
..wij geloven dat een hervormingsproces dat alleen berust op de pijler van bezuinigen riskeert om zichzelf te verslaan, omdat de binnenlandse vraag afneemt in lijn met de toenemende zorgen van de consumenten over baanzekerheid en beschikbare inkomens, waardoor de belastingopbrengsten dalen.
En trekt Angela Merkel daar een les uit?

Nee.
S&P On Europe - NYTimes.com:

'via Blog this'

zaterdag 14 januari 2012

Ingo Schulze: Stellingen tegen de leegplundering van de maatschappij

Bij de Duitse schrijver Ingo Schulze moest het er een keer uit: de ergernis over de onzin dat het marktdenken alles oplost en over de ergens onderweg verloren gegane gedachte dat we met met elkaar verbonden zijn er er dus zoiets bestaat als een algemeen belang.
Een mooi stuk. In de Süddeutsche Zeitung van vandaag.
Thesen gegen die Ausplünderung der Gesellschaft - "Kapitalismus braucht keine Demokratie" - Kultur - sueddeutsche.de:

'via Blog this'

Populaire berichten

In de rechterkolom staat steeds een lijst met de tien meest populaire berichten. Al heel lang zijn dat de tien berichten die in de afgelopen maand het meest gelezen zijn. Vanaf nu zijn het de tien berichten die vanaf het begin van dit blog (eind augustus 2011) het meest gelezen zijn.

Wat opvalt is dat het bericht van 6 november 2011 over de echte oorzaken van de eurocrisis afgemeten bovenaan staat. Het is tot dit moment 186 keer gelezen. Het bericht op de tweede plaats (Tijd om de economie te stimuleren?) is 62 maal bekeken.

vrijdag 13 januari 2012

Minder werken: Juliet Schor, Lord Skidelski en Tim Jackson

Luister naar de podcast van de lezing die Juliet Schor eergisteren gaf aan de London School of Economics. Link onderaan dit bericht. Na de inleiding van ongeveer acht minuten begint de lezing. Ze gaat in op de voordelen van een kortere werkweek en op de mogelijkheden om daartoe te komen. Zie ook mijn eerdere bericht.

Aansluitend hoor je Lord Skidelski, de biograaf en kenner van (het werk van) Keynes. En daarna Tim Jackson, die ik nog niet beluisterd heb.

De lezing van Lord Skidelski is diepzinning en hier en daar erg geestig. Aan het eind pleit hij voor:

1. recht op deeltijdwerk (zoals wij in Nederland al hebben),

2. een basisinkomen,

3. hogere belastingen op consumptie, vooral van luxe goederen,

4. meer inperkingen van reclame-uitingen.
About time – Examining the case for a shorter working week - Video and audio - News and media - Home:

'via Blog this'

donderdag 12 januari 2012

Joseph Stiglitz over de gevaren van 2012

Joseph Stiglitz (zie onderaan dit bericht): Zullen de Verenigde Staten eindelijk hun economie gaan stimuleren om de werkloosheid terug te dringen? Het lijkt net zo onwaarschijnlijk dan dat Europa door gaat krijgen dat alleen bezuinigen de problemen niet zal oplossen en zelfs zal verergeren.

En dan zijn er nog de lange-termijn problemen: klimaatverandering en andere milieubedreigingen, en de toegenomen ongelijkheid.

Juist het aanpakken van deze lange-termijn problemen zou kunnen helpen om de korte-termijn problemen op te lossen. Meer investeren om de economie duurzamer te maken zou de economische activiteit, groei en werkgelegenheid stimuleren. En progressievere belasting, in feite herverdeling van de top naar de midden- en lage inkomens, zou de ongelijkheid verminderen en banen scheppen door toename van de vraag. De hogere belastingen aan de top zouden inkomsten genereren ten behoeve van publieke investeringen en van bescherming van de zwakkeren, waaronder de werklozen.
Maar politiek en ideologie staan in de weg.
The Perils of 2012 - Joseph E. Stiglitz - Project Syndicate:

'via Blog this'

Groene ontmoetingsplekken voor jongeren in de stad

Nada de Groot en Mara Verduin van MOVISIE hebben een onderzoek gedaan naar de waarde van groene ontmoetingsplekken voor jongeren in Amsterdam: Chillen in het groen (te downloaden). Het gaat om lokale hangplekken, speelplekken, trapveldjes, parken en kiss & greet plekken. Met jongeren die ze daar aantroffen, hielden ze interviews.

Wat me opviel is dat jongeren groen op prijs stellen. Ik citeer:
Ze vinden het (...) vanzelfsprekend en noodzakelijk dat er groen is in de stad. Ook waarderen veel jongeren de schoonheid van groen en genieten ze er van omringd te zijn door groen. ... Veel jongeren waarderen groen ook als een belangrijke sfeerbepalende factor op stedelijke ontmoetingsplekken. ... Groen kan ontmoetingsplekken aantrekkelijk en sfeervol maken of fungeren als herkenningspunt. Zonder groen vinden veel jongeren een ontmoetingsplek maar saai en kaal. Echter, het is cruciaal dat stedelijk groen goed onderhouden is.
En ze waarderen het als er goed onderhoud is. Veel jongeren klagen over zwerfafval. Maar tegelijk geven ze toe dat ze zelf ook veroorzakers daarvan zijn. En ze vinden dar er meer afvalbakken zouden moeten staan.
"Als er binnen vijftien meter geen afvalbak is, dan laat ik het liggen. Dan vind ik het de schuld van de overheid."
Duidelijke conclusies levert het onderzoek niet op. Ik maak er melding van omdat het mooi aansluit op het bericht over de acht therapeutische leefstijlveranderingen, waarin o.a. ontmoeting (meer en betere persoonlijke relaties) en meer tijd doorbrengen in de natuur zijn opgenomen. En het sluit bovendien aan op dit bericht over de grotere kans op mentale stoornissen door in de stad te wonen. Groene ontmoetingsplekken in de stad maken het gemakkelijker om met natuur in aanraking te komen. En ze maken het gemakkelijker om elkaar te ontmoeten, zonder daarvoor afspraken te hoeven maken. Allemaal heel belangrijk. Dus: meer groene ontmoetingsplekken. En natuurlijk niet alleen voor jongeren.

Boosheid over rechtse economen die hun meest elementaire huiswerk niet doen

Soms is het niet alleen begrijpelijk, maar ook volkomen terecht, om erg boos te worden. In dit blogbericht (zie hieronder) maakt Brad DeLong zich erg boos op:

1. de rechtse econoom John Cochrane die absurde dingen over Keynes zegt, waaruit blijkt dat hij gewoon zijn huiswerk niet gedaan heeft,

2. Tyler Cowen die hem (en Paul Krugman) er van beschuldigen dat ze die rechtse economen niet netjes genoeg bejegenen.

Maar die rechtse economen zijn luie ideologen die hun huiswerk niet gedaan hebben en onzin uitkramen. Zoals de onzin van de bezuinigingszeepbel. Zie ook nog eens dit bericht.

Paul Krugman heeft zich in deze zin al eens eerder boos gemaakt. Op mensen die liever een veilige "onpartijdige tussenpositie" innemen dan gewoon op basis van analyse en argumenten (huiswerk!) tot een duidelijke en publieke stellingname komen. Zie hier en hier.

Bradford DeLong: "Say things like that. Say them loudly."

Ik vind de boosheid begrijpelijk en heel terecht.
Brad DeLong: Understanding the Literature of Economics: Plumbing the Depths of Ignorance Blogging:

'via Blog this'

woensdag 11 januari 2012

Juliet Schor: minder werken

Juliet Schor houdt vandaag een lezing aan de London School of Economics. Zie de link onderaan dit bericht. Ze wijst er op dat het individueel gezien verstandig kan zijn om meer uren te gaan werken als antwoord op dalende inkomsten en dalende waarde van het huizenbezit. Maar als we allemaal meer uren gaan werken, zullen de lonen dalen en zal de werkloosheid toenemen. Ze vindt dus dat overheden nu niet moeten aandringen op meer uren werken en langer doorwerken.

Ze zou gelijk kunnen hebben. Ze is al langer van mening dat wij geneigd zijn te veel tijd aan betaald werk te besteden en dat we te veel waarde hechten aan alles waarvoor je geld nodig hebt.

Zie haar boek The Overworked American. The Unexpected Decline of Leisure en haar boek The Overspent American. Why We Want What We Don't Need. En in het boek Born To Buy wijst ze op de grote negatieve gevolgen van dat gedrag voor het opgroeien van kinderen.

In haar nieuwste boek Plenitude. The New Economics of True Wealth zet ze de vier principes van volkomenheid (of overvloed) uiteen:

1. De trend naar meer werken om meer geld uit te geven omkeren.

2. Meer tijd besteden aan zelf doen en samen met anderen doen. Van zelf voedsel verbouwen en bereiden tot op lokaal niveau energie opwekken.

3. Meer duurzaam consumeren.

4. Meer "investeren" in elkaar en in onze buurten en dorpen. Door de ontwikkeling van de economie en onze neigingen tot meer werken en consumeren hebben we onze persoonlijke relaties verwaarloosd. Gemeenschappen zijn "dunner" geworden en onze banden zwakker. Daardoor zijn gezinnen meer sociaal geïsoleerd. Anders gezegd: we moeten het evenwicht tussen onze economische welvaart en onze sociale welvaart herstellen.

Op zijn kortst gezegd: werk en consumeer minder, creëer en verbind meer.

Je kunt hier een aardige video zien over haar ideeën.

Economic fallacies: is it time to work more, or less? | Guardian Sustainable Business | guardian.co.uk:

'via Blog this'

maandag 9 januari 2012

Paul Krugman: zo weinig wijsheid

Paul Krugman: De Duitsers willen dat de andere eurozonelanden net zo doen als zij doen. Dus iedereen bezuinigen en meer exporteren dan importeren. Iedereen een betalingsbalansoverschot!

Dan moeten er buitenaardse wezens zijn die alles willen importeren.

"Het blijft opmerkelijk om te zien met hoe weinig wijsheid de wereld geregeerd wordt".

Bij die laatste zin moest ik denken aan de film "Das Leben der Anderen". Aan het eind van de film komt de bespioneerde DDR-auteur Georg Dreyman na de val van de Muur de voormalige minister tegen die de opdracht tot het afluisteren gaf. En de auteur vraagt dan dan zoiets als (ik heb het niet woordelijk onthouden): Hoe kan het dat het zover komt dat mensen zoals u een land besturen?

Economics and Politics by Paul Krugman - The Conscience of a Liberal - NYTimes.com:

'via Blog this'

De Grauwe: Hoe de Europese Commissie ons blindelings naar een recessie leidt - De Gedachte - De Morgen

Paul de Grauwe heeft gelijk: de Europese Commissie stuurt aan op een recessie. Maar dat toen toch alle Europese regeringsleiders? Waar blijven de politieke partijen die nu eindelijk eens tegenwicht bieden? Als niemand die bezuinigingsobsessie aan de kaak stelt en er tegen in het geweer komt, ja, dan blijft die zeepbel nog wel een tijd opgeblazen.
De Grauwe: Hoe de Europese Commissie ons blindelings naar een recessie leidt - De Gedachte - De Morgen

Over het genoegen van het om hulp gevraagd worden

In dit bericht meldde ik dat mensen over het algemeen meer bereid zijn om anderen te helpen dan dat die hulp ook echt tot stand komt. Dat lijkt er aan te liggen dat mensen die hulp zouden kunnen gebruiken, het vaak moeilijk vinden om er naar te vragen. En in dit bericht ging ik in op onderzoek waaruit blijkt dat het om hulp vragen tussen vrienden minder moeilijk is dan tussen kennissen. En ik vertelde daarbij dat het om hulp vragen ook heel gebruikelijk is in maatschappijen waarin mensen opgroeien en omgeven blijven door vertrouwde anderen (wat wij "vrienden" noemen). Hulp vragen kan dan eenvoudig de vorm aannemen van aanwezig zijn (dus zonder met zoveel woorden te hoeven vragen).

Je kunt daaruit concluderen dat als we graag zouden willen dat mensen meer hulp uitwisselen, dat het dan belangrijk is om te bevorderen dat mensen elkaar beter kennen. Hoe beter ze elkaar kennen, hoe gemakkelijker het wordt om om hulp te vragen. Daarom moeten alternatieve ruilsystemen, zoals LETS en Time Banks, naast die economische functie van uitwisseling, ook altijd een sociale functie hebben. Als mensen elkaar niet persoonlijk kennen, komt het systeem maar moeilijk op gang.

Er is nu nieuw onderzoek dat laat zien dat het gevraagd worden om hulp ook echt prettig gevonden wordt. Meer in Japan dan in de Verenigde Staten. Het geeft de gevraagde het gevoel dat de vrager de relatie zo close vindt (mijn woordenboek uit 1973 vertaalt close in deze betekenis met "dik" als in "dikke vrienden"; maar klopt mijn indruk dat wij nu meer dat close gebruiken?), dat de hulp wel gevraagd mag worden. Dat dat gevoel prettig is, duidt er op dat wij graag een bevestiging willen van onze vriendschappen. En dat onze vriendschappen dus misschien zelden vanzelfsprekend zijn.

De Japanners hebben een woord voor dat vriendschapssignaal van om hulp vragen: amae. En dat betekent zoiets als: ik ben nu wel vrijpostig, door jou dit te vragen, maar ik weet dat het bij jou wel kan.

Het onderzoek laat trouwens ook zien dat het er wel toe doet hoeveel het kost om de hulp te geven. Maar mij viel vooral op dat het gevoel positief blijft ook als een vriend jou vraagt om drie maanden lang de planten in zijn tuin water te geven. Als een kennis het vraagt, wordt het gevoel negatief bij twee weken of langer.

zaterdag 7 januari 2012

Belang van kinderopvang en van grootouders voor het krijgen van kinderen

In dit bericht en in dit bericht maakte ik melding van het belang van nabijheid van en contact met grootouders voor het "nemen" van kinderen. De mogelijkheid dat grootouders geregeld of incidenteel te hulp schieten bij het grootbrengen van kinderen is een belangrijk bestanddeel van de kindvriendelijkheid van de sociale omgeving van gezinnen. Ik vond nu ook dit Duitse onderzoek dat laat zien dat de kans op het krijgen van het eerste kind met twintig procent toeneemt als de grootouders in dezelfde stad wonen. Het komt overeen met het inzicht dat mensen eigenlijk coöperatieve grootbrengers van kinderen zijn. Zie dit bericht over cooperative breeding. Er komt ook mee overeen dat de meeste kinderopvang gebeurt in het informele circuit van de persoonlijke relaties en daarin spelen grootouders de grootste rol.

Een interessante vraag is in welke mate de formele kinderopvangvoorzieningen een vervanging kunnen zijn voor dit coöperatieve grootbrengen. Draagt de beschikbaarheid en toegankelijkheid van formele kinderopvangvoorzieningen bij aan de kindvriendelijkheid en dus aan het krijgen van kinderen? Vandaag opent de Volkskrant met een melding van een literatuurstudie van (ex-collega) Melinda Mills en anderen, waaruit blijkt dat de toegankelijkheid en de kwaliteit van kinderopvangvoorzieningen de kans op het eerste kind vergroot. Overheden kunnen dus inderdaad het geboortecijfer laten stijgen door te investeren in goede kinderopvang.

Waarschijnlijk niet doordat de kinderopvang de rol van grootouders overneemt, want die rol blijft groot. Maar waarschijnlijk wel doordat ook als grootouders als hulp en achterwacht aanwezig zijn, het nog altijd niet meevalt om kinderen groot te brengen en om werk en zorg te combineren. Het kan zijn dat de totale belasting (voor ouders én grootouders) gewoon te hoog is.

Je zou eigenlijk een onderzoek willen waarin beide "factoren", de wel of niet nabijheid van grootouders en de wel of niet beschikbaarheid van goede en betaalbare kinderopvang, worden bekeken op hun invloed op het krijgen van kinderen. Dan zou kunnen blijken of die formele kinderopvang een toevoeging is aan de nabijheid van de grootouders. Of dat het (ook) een vervanging is. Dat zou het geval zijn als de kans op het krijgen van het eerste kind door ouders zonder grootouders in de nabijheid, maar wel met goede en betaalbare kinderopvang, even groot zou zijn als de kans  voor ouders met wel die grootouders in de nabijheid. Of zulk onderzoek bestaat, heb ik niet kunnen achterhalen.

vrijdag 6 januari 2012

Het toekomstbeeld van een duurzame economie - Herman E. Daly

Morgen verschijnt in de Volkskrant een stuk van wetenschapsredacteur Maarten Keulemans waarin hij een toekomstbeeld beschrijft van een duurzame economie op basis van de ideeën van Herman E. Daly. Van Daly ken ik het boek For the Common Good. Redirecting the Economy Toward Community, the Environment and a Sustainable Future (samen met John B. Cobb, Jr.). Ik heb een (kleine) inbreng in het stuk gehad, want ik was een van de deskundigen die Maarten Keulemans heeft geraadpleegd. Een andere was Corine Hoeben, waar ik in dit bericht over schreef.

Het is belangrijk dat het werk van Herman Daly onder de aandacht komt. Daly werkte onder meer bij de Wereld Bank en was oprichter van het tijdschrift Ecological Economics. Hij kreeg in 1996 de Heinekenprijs voor Milieuwetenschappen van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen uitgereikt.

donderdag 5 januari 2012

Verhoogt werk ons welzijn? Ja en nee

Rudi Wielers, Peter van der Meer en ondergetekende hebben het onderzoek naar de welzijnseffecten van betaald werk op een rij gezet en gekeken wat je daar uit nu kunt concluderen. Wat opvalt is dat het werk als activiteit ons weinig welzijn oplevert. Dat wil zeggen dat werk gepaard gaat met minder positieve gevoelens en meer negatieve gevoelens dan alle andere activiteiten, met uitzondering van woon-werk verkeer. Maar wat dan ook meteen opvalt is dat het hebben van werk veel meer welzijn (tevredenheid met het leven) oplevert dan het werkloos zijn. Dat zou betekenen dat werk nodig is om je tevreden te voelen. Maar huisvrouwen en gepensioneerden zijn ook erg tevreden met hun leven.

Het artikel (Verhoogt werk ons welzijn?) Een bespreking van onderzoeksresultaten) is vorige maand verschenen in het Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken. Ik citeer hieronder  de afsluitende samenvatting en onze interpretatie.
Afsluiting: omstandigheden en aspiraties
Om het effect van betaald werk op welzijn te bepalen is het noodzakelijk te onderscheiden tussen werk als activiteit en het hebben van werk als toestand. De bijdrage van werk als activiteit aan het (hedonisch) welzijn van werkenden is klein en nog lager bij een hoge werkdruk. Vrijwel alle andere activiteiten die werkenden verrichten leveren meer welzijn op. Ook voor de sociale contacten op de werkvloer geldt dat ze minder welzijn genereren dan andere contacten.
Daar staat tegenover dat het hebben van werk veel levenssatisfactie verschaft. Dit blijkt uit onderzoek waarin de levenssatisfactie van werkenden en werklozen wordt vergeleken. Een opvallend gegeven is echter ook dat gepensioneerden en huisvrouwen niet een lager niveau van levenssatisfactie realiseren dan werkenden. De lage levenssatisfactie van werklozen in vergelijking met werkenden, huisvrouwen en gepensioneerden vloeit waarschijnlijk voort uit gefrustreerde aspiraties van werklozen. Niet het werk zelf, maar de daaraan verbonden aspiraties lijken de meeste invloed op de levenssatisfactie te hebben. De resultaten voor huisvrouwen en gepensioneerden laten zien dat een hoog niveau van welzijn ook zonder betaald werk valt te realiseren, maar dit impliceert ook het afzien van de aspiraties behorende bij dat betaalde werk.
Voor mensen met betaald werk hangt de levenssatisfactie nauwelijks af van het aantal uren werk of het inkomen. Een groter aantal uren werk heeft een klein negatief effect op de levenssatisfactie. Met name vrouwen die in deeltijd werken bereiken vaak een iets hoger niveau van levenssatisfactie dan voltijd werkende vrouwen. Het effect van inkomen op de levenssatisfactie is klein. Gewenning, statuscompetitie en stijgende aspiraties zijn de gebruikelijke verklaringen voor dit verschijnsel.
Deze onderzoeksresultaten zijn aanwijzingen dat de aan werk verbonden aspiraties belangrijker zijn voor het welzijn dan de omstandigheden waaronder het werk wordt verricht. Het effect van omstandigheden op het welzijn is klein (Lykken & Tellegen, 1998) en dat lijkt dus ook te gelden voor werkomstandigheden.
Daarentegen lijken juist aspiraties van invloed op de levenssatisfactie. Over de wijze waarop aspiraties met betrekking tot betaald werk tot stand komen en zich ontwikkelen is nog maar weinig bekend. We zien belangrijke aanknopingspunten in de literatuur over de wijze waarop verschillende levensdoelen het welzijn beïnvloeden. We willen dit toelichten voor de posities van werkenden en van werklozen.
Een interessant gegeven met betrekking tot aspiraties in het werk is dat prominente onderzoekers als Easterlin, Layard en Kahneman concluderen dat de levenssatisfactie zou toenemen als mensen minder tijd aan inkomensverwervende activiteiten zouden besteden. De onderliggende redenering is dat inkomen de levenssatisfactie nauwelijks doet toenemen. Goederen die kunnen worden verkregen met inkomen leiden door gewenning, statuscompetitie en bijstelling van aspiraties niet tot een duurzame verhoging van de levenssatisfactie. Als mensen beter geïnformeerd zouden zijn over die geringe duurzaamheid en het vermogen zouden hebben om die kennis aan te wenden, dan zouden ze minder tijd besteden aan het nastreven van die goederen. In plaats daarvan zouden ze zich meer kunnen richten op andere wenselijkheden die een duurzamer effect hebben op levenssatisfactie, zoals een goed huwelijk, verbondenheid met familie en vrienden (‘companionship’; Lane, 2000; Layard, 2005) en zelfontplooiing.
Deze redenering wordt niet sterk ondersteund door onderzoek naar objectieve determinanten van welzijn, want de samenhang tussen het aantal arbeidsuren en de levenssatisfactie is zwak. Maar onderzoek naar de welzijnseffecten van levensdoelen ondersteunt de stelling wel. Volgens dat onderzoek verschillen mensen in de mate waarin ze oftewel meer streven naar financieel succes, status en beroemdheid (extrinsieke doelen) oftewel meer naar verbondenheid met anderen en zelfontplooiing (intrinsieke doelen). Het blijkt dat mensen die vooral gericht zijn op extrinsieke doelen minder welzijn en meer gezondheidsproblemen ervaren dan mensen die vooral zijn gericht op intrinsieke doelen (Kasser & Ryan, 1993; Pöhlman, 2001; Kasser & Ahuvia, 2002).
Dat veel mensen de intrinsieke doelen belangrijker vinden dan de extrinsieke wijst erop dat mensen al veel inzicht hebben in de beperkingen van het nastreven van extrinsieke doelen voor het genereren van levenssatisfactie (Sheldon et al., 2003). Hoewel de populariteit van prestatiegerelateerde beloning in het HRMbeleid van organisaties in het verdere verleden wel eens groter is geweest, bestaat er nog steeds een geloof in de goede werking ervan en is het gebruik de laatste decennia in sommige bedrijfstakken, zoals de bankensector, zelfs toegenomen. Prestatiebeloning blijkt maar zeer beperkt en onder strikte voorwaarden een gunstig effect te hebben op de bedrijfsresultaten (Jenkins et al., 1998; Bucklin & Dickinson, 2001; Thierry, 2002) en kan voor het bedrijf ongunstige praktijken in de hand werken (Brick et al., 2006; Denis et al., 2006). Maar daar komt dus nog bij dat deze vorm van beloning aspiraties bij werknemers veronderstelt die niet duurzaam de levenssatisfactie verhogen. Prestatiebeloning is dus meestal niet gunstig voor het bedrijf en bovendien niet welzijnsverhogend voor werknemers.
Een andere vraag is die naar de aard van de aspiraties van werklozen die zo sterk van invloed zijn op hun lage levenssatisfactie. Volgens het besproken onderzoek kunnen de daling van het inkomen en het minder maatschappelijk geaccepteerd zijn van werkloosheid de daling van de levenssatisfactie niet verklaren. Mogelijk spelen ook hier intrinsieke aspiraties een rol.
We vermeldden reeds dat werklozen een lagere levenssatisfactie hebben naarmate werk een meer centrale plaats inneemt in hun persoonlijke waardesysteem. De kern van de frustratie van werklozen is mogelijk dat het juist basale intrinsieke levensdoelen zijn die niet voldoende worden vervuld. Deci en Ryan (2000) onderscheiden op basis van onderzoek, naast verbondenheid met anderen, competentie en autonomie als intrinsieke levensdoelen. Voor een bevredigend niveau van welzijn zou elk van deze drie aspiraties voldoende vervuld moeten zijn. Voor werklozen lijken in ieder geval de behoefte aan autonomie en competentie slecht bevredigd te worden: ze zijn afhankelijk van een uitkering en gaan twijfelen aan hun competentie. Die behoeften aan competentie en autonomie liggen zo diep verankerd dat de beoordelingen en gevoelens die eruit voortvloeien, weinig onderhevig zijn aan beïnvloeding door maatschappelijke normen. Voor een werkloze is het prettiger als werkloosheid maatschappelijk meer geaccepteerd is, maar die acceptatie vermindert niet zijn twijfel over zijn competentie en zijn gevoel van afhankelijkheid.
Die intrinsieke behoeftes aan competentie en autonomie maken het ook begrijpelijk dat het toch al lage hedonisch welzijn van werk bij hoge werkdruk nog lager is. In niet-werk situaties zijn mensen veel meer in staat om hun inspanningen naar eigen inzichten en mogelijkheden in te delen en te doseren dan in hun werkomgeving. Ook in de vrije tijd kan er druk zijn om te presteren, maar die druk komt van binnenuit en is zelf opgelegd en dus ook zelf te doseren. Een hoge werkdruk op het werk komt van buiten, door bijvoorbeeld prestatiebeloning en het voortdurend moeten halen van targets. Een toestand van blijvend hoge werkdruk moet dus, door de vrees tekort te schieten en door gebrek aan controle, wel ten koste gaan van de behoefte aan competentie en autonomie.
Daarmee komen we tot een tentatieve conclusie. Het besproken onderzoek lijkt erop te wijzen dat zowel het betaalde werk als tijdsbesteding als het hebben van betaald werk ons welzijn meer verhogen als ze meer aan onze intrinsieke aspiraties appeleren dan aan onze extrinsieke. En het is de vraag of dat inzicht wel voldoende wordt benut bij de heersende inrichting van het werk, de werkduur en de beloningspraktijken.

woensdag 4 januari 2012

Is de mensheid vreedzamer geworden? Vervolg

Zoals ik in dit bericht aankondigde, zou ik het boek The Better Angels of Our Nature. Why Violence Has Declined van Steven Pinker doorbladeren als het in de boekhandel zou liggen. Pinker verdedigt in dat boek zijn stelling dat het geweld in de loop van de mensheidsgeschiedenis alleen maar is afgenomen. Er is volgens hem nu minder geweld dan in de agrarische maatschappijen van voor de Industriële Revolutie.

Daar vind ik wel wat in zitten. Maar volgens Pinker was er in die agrarische maatschappijen weer minder geweld dan in de jagers-verzamelaars maatschappijen die daaraan vooraf gingen. En dat lijkt mij heel onwaarschijnlijk, zoals ik in dat vorige bericht uiteenzette. Dat maakte me wat wantrouwend over dat boek (terwijl ik eerdere boeken van Pinker heel goed vond). Dat wantrouwen werd versterkt door de bespreking van Timothy Snyder (zie onderaan het vorige bericht).

Hoe dan ook, ik was vandaag in Atheneum Boekhandel aan het Spui in Amsterdam en heb daar het boek doorgebladerd, ook de Nederlandse vertaling, die wel heel snel gemaakt is. Dat was een heel karwei, dat doorbladeren bedoel ik, want het is een dik boek. Het moedigde mij niet aan om het te kopen, hoewel er heel interessante passages in voorkomen.

Wat me echter meteen opviel toen ik de lijst met geraadpleegde literatuur doorkeek, was dat de drie naar mijn opinie onmisbare boeken als je je over de mate van geweld of vreedzaamheid van jagers-verzamelaars maatschappijen wilt informeren, in die lijst niet voorkomen.

Ik noemde die boeken in mijn vorige bericht. Ter herinnering: het gaat om Hierarchy in the Forest van Christopher Boehm, Beyond War. The Human Potential For Peace van Douglas P. Fry en Mothers and Others. The Evolutionary Origins of Human Understanding Van Sarah Blaffer Hrdy.

Ik vind dat heel vreemd. Het bevestigt de indruk van Timothy Snyder dat Pinker weliswaar uitbundig onderzoek van anderen citeert, maar meer als voetnoten bij zijn eigen al vaststaande oordelen dan als een kritische toetsing van die oordelen.

dinsdag 3 januari 2012

Verband tussen stadsleven en kans op mentale stoornissen wordt sterker

Dat de kans op mentale stoornissen groter is als mensen in de stad wonen en/of daar geboren zijn, blijft me intrigeren. Zie dit bericht. Nog wat door zoekend naar studies daarover, vond ik dit artikel uit 1998. De onderzoekers, van de Universiteit van Maastricht, volgden Nederlanders die werden geboren tussen 1942 en 1978 en vonden dat het geboren zijn in de meest stedelijke gebieden (van de drie soorten gebieden die werden onderscheiden) de kans op schizofrenie en psychose vergroot. De kans op schizofrenie was ongeveer twee keer zo groot. Voor mannen was het verband sterker dan voor vrouwen.

Wat me in het bijzonder opvalt, is dat de auteurs melden dat het verband met de tijd sterker is geworden. Voor de latere (jongere) generaties is het verschil in de kansen groter dan voor de vroegere (oudere) generaties. Het risico op schizofrenie en psychose als je geboren wordt in de stad is dus in vergelijking met geboren worden op het platteland groter geworden.

Dat verrast me wel wat, want je zou kunnen denken dat in deze periode heel Nederland min of meer is verstedelijkt. Niet alleen in de zin dat stedelijke gebieden zich hebben uitgebreid, maar ook in de zin dat in deze periode de televisie er eerst helemaal niet was en vervolgens tot in vrijwel alle huishoudens is doorgedrongen. En met de televisie is er toch vooral overal de stedelijke cultuur over het land verspreid. (Met Boer zoekt vrouw als uitzondering en misschien juist daardoor met zulke hoge kijkcijfers.) En je zou ook kunnen denken dat mede daardoor een mogelijk verschil in de kans dat er een diagnose wordt gesteld tussen stad en platteland, kleiner is geworden.

Maar dat lijkt dus niet zo te zijn. Om de kans op mentale stoornissen te voorkomen, is het dus juist nu belangrijker om niet in de stad op te groeien dan, zeg, in de jaren vijftig. Is er iets in die stedelijke omgeving veranderd waardoor het opgroeien daarin riskanter is geworden?