zaterdag 2 maart 2013

Geloof is goed voor je, maar dat komt uitsluitend door de sociale contacten - Gezondheid en sociale omgeving (22)

Er zijn veel aanwijzingen dat het goed is om een geloof te hebben en om te participeren in een geloofsgemeenschap. Mensen die dat laatste regelmatig doen, zijn fysiek en psychisch gezonder en voelen zich gelukkiger en tevredener met hun leven. Ook leven ze langer. Alleen, de vraag is of dat komt door hun geloof of door hun sociale participatie. Doordat ze naar de kerk gaan, komen ze meer onder de mensen en hebben ze misschien meer sociale contacten. En dat positieve gezondheidseffect zou volledig aan dat laatste kunnen liggen. Maar het zou ook kunnen dat het hebben van een imaginaire, persoonlijke relatie met God positief uitwerkt op je gezondheid. Misschien geeft dat meer zin aan je leven en maakt het je stressbestendiger. Ik schreef eerder over het positieve gezondheidseffect van religie.

Er is nu een nieuwe studie die meer uitsluitsel geeft. Eran Shor en David J. Roelfs deden in de studie The Longevity Effects of Religious and Nonreligious Participation: A Meta-Analysis and Meta-Regression (betaalpoort) een meta-analyse van alle bestaande onderzoek dat de effecten op overlijdensrisico van religieuze en niet-religieuze participatie vergelijkt. Het gaat dan om in totaal 300.000 onderzochte personen. Onder participatie werd het aantal groepen verstaan waar de persoon lid van was, gecombineerd met de frequentie van deelname aan groepsactiviteiten. Bij niet-religieuze participatie ging het om zaken als bingo en bridge clubs, buurtverenigingen en politieke partijen, maar ook om familie-activiteiten, zoals verjaardagsfeestjes.

Het blijkt dan dat mensen die meer sociaal participeerden, of dat nu religieus was of niet, een lager sterfterisico hadden. Dat klopt met alles wat we al weten over het belang van sociale contacten voor welbevinden, gezondheid en levensverwachting. Maar ook bleek dat het niet uitmaakte of die participatie nu wel of niet religieus van aard was. Het hebben van contacten met geloofsgenoten is dus niet belangrijker voor je sterfterisico dan het hebben van contacten met je bingo-vrienden.

Je zou nog kunnen denken dat hier een soort selectie-effect meespeelt, namelijk dat het de meer ongezonde personen zijn die meer aan religieuze participatie doen. Misschien hebben hun gezondheidsproblemen hun religieuze gevoelens aangewakkerd. En dan zou die religieuze participatie er toe bijdragen dat ze desondanks geen hoger sterfterisico hebben. Maar uit eerder onderzoek blijkt juist het omgekeerde: de meer gezonde mensen zijn meer religieus actief dan de meer ongezonde.

Geen opmerkingen: