donderdag 31 oktober 2013

De (nog) hardnekkige aanhang van de anti-overheidsideologie

De overtuiging dat het verstandig is om als overheid in een balansrecessie te gaan bezuinigen, in een tijd dus dat de private sector ook minder besteedt, is een concretisering van de algemenere vuistregel dat de overheid weinig goeds kan doen.

Die vuistregel houdt in dat het marktmechanisme bij uitstek de bron is van alles wat wenselijk is. De markt zorgt altijd voor de goede prikkels en daarmee voor maximale welvaart. Een verdelingsprobleem is er niet, want wie arm is, heeft kennelijk te weinig aan te bieden waar vraag naar is of spant zich te weinig in. Bovendien profiteren de armen altijd wel mee van die welvaartstoename, want doordat de rijken zoveel geld hebben om uit te geven, komt daarvan ook altijd wel wat terecht bij de armen. Dat laatste is het bekende trickle down argument.

De overheid kan in deze visie vooral kwaad doen, namelijk door dit proces te verstoren. Het zou bijvoorbeeld verkeerd zijn om de armen te helpen door middel van inkomensherverdeling. Of om door een anticyclisch macro-economisch beleid volledige werkgelegenheid te waarborgen. Werkloosheid kan immers eigenlijk alleen maar structureel zijn en is dan een noodzakelijk onderdeel van het aanpassingsproces van het marktmechanisme aan veranderde omstandigheden. Liever niets aan doen.

Mensen die een actievere overheid bepleiten zijn do-gooders, die het zuur verdiende geld van de rijken willen afpakken om het aan de armen te geven. Dat maakt dat de rijken zich minder inspannen en zij zijn nu juist de bron van ondernemingslust, die geheel onbelemmerd hun goede werk moeten kunnen doen. Er moet altijd voor gewaakt worden dat de overheid wordt overgenomen door die naïeve idealisten.

Dat is in een notendop de (neoliberale) anti-overheidsideologie. (Update. Zie vandaag ook de column van Paul Krugman in de New York Times, waarin hij deze ideologie, zoals de Republikeinen in de Verenigde Staten hem aanhangen, karakteriseert als "adolescent libertarian fantasies". Daar zit wat in.) Vuistregel: zorg er voor dat de overheid zo klein mogelijk blijft. Er is natuurlijk ook de precies tegengestelde ideologie van het onbeperkte vertrouwen in maximaal gecentraliseerde besluitvorming, het communisme, maar daar gaat het nu niet over.

De vuistregels die wij hanteren voor de vormgeving van het publieke domein zijn meestal geïnspireerd op morele intuïties die afkomstig zijn uit  het persoonlijke domein. De anti-overheidsideologie lijkt eenzijdig gebaseerd op de intuïties van autonomie en individuele verantwoordelijkheid. Iedereen moet op eigen benen staan. Zelfredzaamheid.

Eenzijdig gebaseerd, in de zin dat andere morele intuïties, zoals onderlinge solidariteit en wederkerigheid, geen inspiratiebronnen zijn voor dat publieke domein. Hun werking moet beperkt blijven tot ieders persoonlijke domein. Als je hulp nodig hebt, dan moet die te vinden zijn in de kring van familie en vrienden. U weet wel, de participatiemaatschappij.

Ik omschreef vuistregels als niet door de feiten gestaafde inzichten, die echter wel plausibel lijken en die in ieder geval niet overduidelijk door die feiten weerlegd worden. Met "overduidelijk" bedoel ik dat ze niet zo flagrant met de werkelijkheid in strijd zijn dat er eigenlijk geen aanhanger van kan worden gevonden. Dat betekent dat de aanhang van dit type vuistregels sterk afhankelijk is van processen van sociale beïnvloeding. Inderdaad, ze verschijnen en verdwijnen als sociale zeepbellen. In situaties van informatietekort en onzekerheid vertrouwen we mede op de oordelen van anderen. De aanhang voor publieke domein-vuistregels kan dus sterk fluctueren.

Zo verkeerde de anti-overheidsideologie na de Tweede Wereldoorlog in een minderheidspositie. Maar we weten dat dat in de jaren tachtig, met Ronald Reagan in de Verenigde Staten en Margaret Thatcher in het Verenigd Koninkrijk, veranderde. Waarna de ideologie na de Val van de Muur in 1989 nog eens een flinke boost kreeg. En we maken nu, na de financiële crisis en midden in een grote depressie, een tijd mee waarin zal blijken in hoeverre hij zich nog weet te handhaven. Je zou verwachten dat hij maar slecht is opgewassen tegen de harde werkelijkheid van het falende vertrouwen in de weldaden van de ongereguleerde marktwerking.

Maar toch verbaast de hardnekkigheid waarmee er aan de ideologie wordt vastgehouden. Zie daarover bijvoorbeeld Why Are Neo-Liberal Ideas So Resilient?  En lees deze prachtige reactie van John Cassidy op het nieuwe boek van Alan Greenspan, de voorganger van Ben Bernanke bij de Fed en bij uitstek de representant van de anti-overheidsideologie, Alan Greenspan Rediscovers Keynes - Sort Of. Komt die hardnekkigheid er uit voort dat de morele lading die vanuit dat persoonlijke domein is meegenomen naar het publieke domein, in de weg staat van een zakelijke en intellectuele beoordeling van de feiten?

Daarover een volgende keer meer.

Geen opmerkingen: