woensdag 29 januari 2014

Ontmoetingsplekken in de buurt: markt, overheid, zelforganisatie?

Zo nu en dan zijn er berichten (zie hier en hier) dat er in een buurt een ontmoetingsplek tot stand is gekomen. Waar mensen, vaak ouderen, die dreigen te vereenzamen, naar toe kunnen gaan om een praatje te maken, samen iets te doen en om contacten te leggen. Al was het maar om te voorkomen dat iemand pas na tien jaar dood in huis wordt aangetroffen. Zie nog eens de reportage Eenzaam in een dichtbevolkte stadswijk terug.

Het bestaan van zulke ontmoetingsplekken in de buurt, dicht bij huis, lijkt het beste antwoord op de om zich heen grijpende eenzaamheid die voor onze maatschappij zo kenmerkend is. Toch zijn zulke plekken niet standaard aanwezig. Een woonbuurt is heel vaak gewoon een buurt om in te wonen, niet om elkaar te ontmoeten.

Als je weet hoe zulke ontmoetingsplekken soms toch tot stand komen, dan denk je, het had ook net zo goed niet kunnen gebeuren. Een of enkele beroepskrachten en/of vrijwilligers hebben het voortouw genomen, er was een geschikte locatie en de gemeente heeft wat subsidie verstrekt. En dat brengt je op de gedachte dat er in veel buurten een nog onvervulde behoefte is aan een ontmoetingsplek. Wat te doen om op grotere schaal in die behoefte te voorzien?

Ik stelde me die vraag toen ik eerder vandaag dit bericht las in The New York Times. Het gaat over ouderen in de New Yorkse wijk Queens, allen met een Koreaanse achtergrond, die een MacDonald's op de hoek hebben uitgekozen als ontmoetingsplek. Ze zijn niet rijk, kunnen geen auto bekostigen of rijden niet meer. Ze zijn elkaar gaan treffen en maakten met elkaar kennis in de MacDonald's, voor hen op loopafstand. Ze zouden ook naar een lokaal ouderencentrum kunnen, maar dat is een paar kilometer verderop. Er is een busje dat hen daar heen kan rijden, maar daar voelen ze niet voor. Ze willen elkaar treffen op momenten dat het uitkomt. Niet als kinderen in een schoolbus op een vastgesteld tijdstip.

En zo werd de MacDonald's op de hoek hun tweede thuis. (Denk aan dat mooie boek van Ray Oldenburger, The Great Good Place: Cafes, Coffee Shops, Bookstores, Bars, Hair Salons, and Other Hangouts at the Heart of a Community. Een beter pleidooi voor ontmoetingsplekken is er niet.) De meesten kenden elkaar eerst niet. Maar ze werden aangetrokken door de nabijheid en de lage prijzen. En de grote ramen waardoor ze zichtbaar zijn en iedereen kunnen zien voorbijkomen. En ze bleven komen voor het samen zijn. "Zo houden we elkaar wat in de gaten", zegt een van hen. "Iedereen meldt zich hier minstens een keer per dag, en zo weten we dat ze O.K. zijn."

Je zou kunnen gaan denken dat de markt, de commercie, op deze manier ook heel goed kan voorzien in ontmoetingsplekken. Maar in Queens ontstonden wel problemen. Want de filiaalhouder van de MacDonald's was maar matig blij met die groep ouderen die met een kop koffie van een dollar en negen cent uren bleven hangen. Niet goed voor de omzet.

Toen kwamen er berichten dat de politie werd ingeschakeld om de ouderen uit de zaak te verwijderen. Wat leidde tot koppen in de kranten, zelfs tot in Seoul, Korea. Maar er werd uiteindelijk een compromis gevonden. Tijdens piekuren maakt het groepje plaats voor andere klanten.

Maar er is natuurlijk een probleem van andere orde met de marktoplossing voor het probleem. Want het is geen toeval dat in heel veel buurten geen horeca is om als ontmoetingsplek te dienen. Horecabedrijven hebben uit bedrijfseconomische redenen sterk de neiging om bij elkaar te kruipen, liefst in de binnensteden en de winkelstraten.

Dat is onderdeel van de grootscheepse concentratie van commerciële voorzieningen, die zich vooral de laatste halve eeuw heeft voltrokken. (Update. Zie nog eens Geld en 'de rest'. Over uitzwerming, teloorgang van gemeenschap en de noodzaak van gemeenschapsbeleid.) Economisch gezien profiteren voorzieningen die afhankelijk zijn van klanten van elkaars nabijheid. En dus kruipen ze het liefst bij elkaar. Daar is zelfs een economische wet voor opgesteld: Hotelling's Law, genoemd naar de bedenker er van, Harold Hotelling.

En als je als overheid die ontwikkeling zijn gang laat gaan, dan krijg je dus concentraties in de binnensteden en daarbuiten saaie woonbuurten waar mensen vereenzamen. Vandaar dat het zo toe te juichen is dat de gemeente Utrecht probeert om de daghoreca en de restaurants meer over de wijken te verspreiden. Update. Functiemenging heet dat.

Er ligt dus op het vlak van de behoefte aan ontmoetingsplekken wel degelijk een grote taak weggelegd voor de overheid.

En verder: als markt en overheid tekort schieten, dan rest altijd nog de mogelijkheid van zelforganisatie. En dat lukt soms.

Geen opmerkingen: