maandag 19 januari 2015

Wat is het echte gat in de lokale democratie?

Wat is het echte gat in de lokale democratie? Is het dat gemeenten, nu ze meer taken krijgen, meer samenwerkingsverbanden aangaan, waardoor gemeenteraadsleden minder gemakkelijk op elk moment het beleid kunnen beïnvloeden? Of ligt het er in dat de opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen door de jaren heen gedaald is tot net iets boven de 50 procent en dat het verschil met de opkomst bij de Tweede Kamerverkiezingen groter wordt?

Raoul du Pré denkt bij het gat in de lokale democratie alleen maar aan dat eerste. Zie zijn hoofdredactioneel commentaar in De Volkskrant van 16 januari. Zijn probleem is dat gemeentebesturen afspraken maken en contracten sluiten waar hun eigen gemeenteraad vervolgens niets meer aan kan veranderen. Raadsleden schijnen er over te klagen dat hun invloed afneemt.

Daarom ondersteunt Du Pré het streven van dit kabinet naar grotere gemeenten, die groot genoeg zijn om zonder samenwerkingsverbanden hun taken te kunnen uitvoeren. Terwijl gemeenten nu gemiddeld 40.000 inwoners tellen, moeten gemeenten volgens het kabinet toe naar minstens 100.000 inwoners. Pas dan zijn ze "bestuurlijk sterk genoeg" en kunnen ze efficiënt werken. Of dat laatste ook zo is, dan kun je aan twijfelen want onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen wees juist uit dat de kosten in gefuseerde gemeenten sterker stegen dan in niet gefuseerde gemeenten.

Onze gemeenten zijn vooral na de jaren 60 van de vorige eeuw door fusies en herindelingen al zo groot geworden dat we in Europa een outlier zijn geworden. Die ontwikkeling is dus gepaard gegaan met een flinke daling van de opkomst bij gemeenteraadsverkiezingen, van boven de 70 procent in 1978 naar 54 procent in 2010. En uit onderzoek van het CPB blijkt dat de opkomst na fusies of herindelingen flink lager is dan daarvoor.

Dat wijst dus op een oorzakelijk verband: hoe groter de gemeenten, hoe lager de opkomst. Daarmee komt ook overeen dat de daling bij de gemeenteraadsverkiezingen sneller verloopt dan bij de Tweede Kamerverkiezingen in dezelfde periode. Creëren we met al die fusies en herindelingen niet een democratisch gat in de lokale politiek dat veel ernstiger is dan dat raadsleden het moeilijker vinden om het beleid te beïnvloeden?

Want die raadsleden kunnen daar natuurlijk veel aan doen. Ze kunnen hun wethouders van te voren duidelijk instrueren en grenzen aangeven, waarbinnen de samenwerking zich moet afspelen. En naderhand kunnen ze de samenwerking evalueren, bijstellen en eventueel opzeggen of zich bij een andere samenwerking aansluiten. Immers, de raad is en blijft het hoogste orgaan in de gemeente. Zo kunnen ze door de tijd heen en met wat trial and error op zoek naar de optimale schaalgrootte en samenstelling van die samenwerkingsverbanden. Met het grote voordeel dat ze over de lokale kennis beschikken die daar voor nodig is.

Terwijl die lage opkomst bij de verkiezingen toch echt op een groot probleem wijst. De betrokkenheid bij de lokale democratie is een groot goed. Mensen leren van nabij hoe de democratie werkt, hoe ze invloed kunnen uitoefenen en dat ze soms geen gelijk krijgen. Burgerschapsvorming in het echte leven.

Merkwaardig dat elke aandacht daarvoor ontbreekt in een hoofdredactioneel commentaar in een grote landelijke krant. Denkt ook de journalistiek al zo bestuurlijk dat ze bij democratie niet op het idee komen om stil te staan bij de rol van de burgers?

Zie eerder ook Hoe groter de gemeenten, hoe groter de vraag naar meer lokale democratie en Weer tien gemeenten minder - Is Nederland bestuurlijk gidsland?

Geen opmerkingen: