maandag 14 september 2015

Van het afscheid van de wijkgedachte in 1955 naar de buurtrechten in 2015 - hoe het denken over de buurt veranderde

Vandaag vergadert in de Tweede Kamer de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken over de initiatiefnota van het PvdA-Kamerlid Grace Tanamal over buurtrechten. Over buurtrechten schreef ik eerder, oktober vorig jaar, in het bericht Nieuwe stap in richting buurtzelfbeheer. Het gaat om het recht op het mogen meedoen met openbare aanbestedingen van publieke diensten, om het recht om te mogen beschikken over maatschappelijk vastgoed, zoals een buurthuis, en om het recht op het mogen indienen van een plan voor buurtontwikkeling. Zie hier de samenvatting van de nota waar het om gaat: Samenvatting Initiatiefnota ‘Buurtrechten voor iedereen’.

In dat bericht van oktober vorig jaar wees ik er op dat de mogelijke voordelen van buurtrechten niet alleen liggen op het terrein van de kwaliteit van de geleverde diensten, maar ook op dat van de sociale kwaliteit van de buurt. Door buurtrechten kan zelforganisatie van de buurt worden bevorderd en dat kan er weer toe leiden dat buurtbewoners meer met elkaar in contact komen en meer onderlingen verbonden raken.

En we weten dat zulks grote voordelen heeft. Omdat mensen buiten het eigen gezin niet meer zoveel sociale contacten hebben, hebben buurtcontacten aangetoonde positieve gezondheidseffecten en verminderen ze de kans op eenzaamheid. (Denk nog even aan de Week Tegen de Eenzaamheid van 24 september tot 3 oktober.) Ook weten we dat vertrouwen tussen buurtbewoners bijdraagt aan het algemene vertrouwen van mensen in anderen en dat maatschappijen met meer onderling vertrouwen beter gedijen. En we weten dat kinderen beter opgroeien in buurten waarin mensen elkaar kennen en wel eens iets voor elkaar doen.

Mooi dus dat er nu in de Tweede Kamer aandacht is voor dat initiatief van Grace Tanamal. Maar eens afwachten wat het oplevert.

Maar ik moest ook even terugdenken aan de toen nog jonge socioloog Jacques van Doorn (1925-2008), later hoogleraar en gevierd en gevreesd columnist, die in 1955, in een tijd van optimistisch modernisme, betoogde dat "de wijkgedachte" achterhaald was. In zijn Wijk en stad: reële integratiekaders? probeerde hij de "romantische visie" uit te bannen dat de buurt nog een sociale functie zou kunnen hebben.

Als je het betoog nu terugleest, dan merk je op dat het nog best genuanceerd is. Maar dat is minder het geval met de invloed die het heeft uitgeoefend. In de sociologie en in het beleid is er vaak naar verwezen als het afdoende "bewijs" dat mensen hun buurt als bron van sociale contacten niet meer nodig hebben. Geleerd gezegd: de ouderwetse territoriale integratie heeft definitief plaats gemaakt voor de moderne functionele integratie. In concreto betekende dat dat mensen hun contacten wel uit hun werk halen. Daar zijn medebuurtbewoners niet meer voor nodig.

En dat was ook een ontwikkeling die diende te worden toegejuicht. Die romantische, territoriale contacten, die waren maar benauwend en controlerend. Het was modern om meer "geobjectiveerde" contacten te hebben. Die term haalde Van Doorn bij Karl Mannheim (1893-1947) vandaan, overigens een interessant man, maar nu totaal vergeten. Dat "geobjectiveerd" betekent in feite: oppervlakkig en, jawel, functioneel.

Hadden mensen dan geen persoonlijke en meer diepgaande contacten nodig? Jawel, maar die vonden ze in het eigen gezin en dat was voldoende. Van Doorn spreekt ook over "gezinsindividualisme", wat hij niet ziet als een sociaal probleem. Ik kan het niet laten om een citaat op te nemen:
Wanneer men zich op het standpunt stelt, dat dit gezinsindividualisme niet op een moreel verval wijst, maar een van de symptomen is van een algemene tendentie in de samenleving, en dat er bovendien geen reden is om te veronderstellen dat dit gezinsisolationisme spanningen of conflicten oproept, kan men inderdaad niet van een zodanig sociaal knelpunt spreken.
Duidelijker vind je niet het optimisme van de na-oorlogse sociologie verwoord. Het optimisme van de individualistische maatschappij waarin geen eenzaamheid zou bestaan, waarin mensen tevreden zouden zijn in hun sociaal geïsoleerde gezinnetje en met voor de rest alleen die geobjectiveerde contacten. Het was een sociologie die nooit problemen zag ontstaan. Want de maatschappij verandert en mensen zijn zo flexibel dat ze zich aan elke verandering succesvol aanpassen. Zie ook Om mens en menselijkheid - Over sociologie.

Hoe anders kijken we daar nu tegenaan!

En hoe anders is de feitelijke ontwikkeling geweest. Een ontwikkeling van alleen maar groeiende aandacht voor het sociale belang van de buurt. En voor het belang van sociale contacten voor welzijn en gezondheid.

Het lijkt er op dat die ontwikkeling nu uitmondt in een beweging om dat sociale belang van de buurt ook institutioneel vorm te geven. Vandaar vandaag die commissievergadering in de Tweede Kamer over buurtrechten.

Geen opmerkingen: