vrijdag 30 oktober 2015

Over de frequenties van "vriendschap" en "eenzaamheid" in fictie

Naar aanleiding van het bericht Waardoor maken we in ons volwassen leven maar weinig nieuwe vrienden? vroeg ik me af of het klopt wat ik daarin beweerde, namelijk dat woorden als "vriendschap" en "eenzaamheid" vrij recente uitvindingen zijn. In de zin dat ze tegenwoordig frequenter in ons vocabulaire voorkomen dan vroeger.

Maat wat is vroeger? Ik dacht eigenlijk aan heel lang geleden, toen onze verre voorouders nog als jagers-verzamelaars leefden. In groepen van rond de 150 personen (Dunbar's number), die een intensief sociaal leven hadden en voor hun overleving afhankelijk waren van samenwerking en het delen van voedsel. Omdat iedereen elkaars "vriend" was, kun je op het idee komen dat het woord (en het begrip) vriendschap in hun vocabulaire nauwelijks een rol speelde. Net zo als vissen geen woord voor water zouden ontwikkelen als ze zouden kunnen praten.

Maar goed, we kunnen het onze verre voorouders niet meer vragen. En onderzoek naar nog bestaande jagers-verzamelaars verschaft voor zover ik weet geen uitsluitsel. Maar zie hier een bespreking van een studie naar de sociale netwerken van de Hadza, waaruit je zou kunnen opmaken dat bij wisselingen in groepssamenstelling zoiets als vriendschap een rol speelt. Vrienden zijn dan diegenen waarmee je het beste kunt samenwerken.

Als je het wat minder ver weg in de geschiedenis zoekt, kun je met de Google Ngram viewer nagaan hoe vaak een woord in boeken opduikt. Ik heb dat voor de aardigheid eens gedaan met "loneliness" en "friendship" in Engelstalige fictie. Ik zou de ontstane grafieken graag hier reproduceren, maar ik heb nog niet door hoe dat zou kunnen (als het al kan).

Ik deed dat voor de periode vanaf 1700. "Loneliness" komt dan, als percentage van alle woorden, vanaf rond 1800 voor en neemt gestaag toe tot rond 1935, waarna het constant blijft tot rond 1980. Daarna neemt het af tot 2005, waarna er weer een kleine toename is.

En de frequentie van "friendship" begint tegen 1750 sterk op te lopen, waarna het in de tweede helft van de achttiende eeuw opvallend hoog blijft. Dat was de tijd van de Verlichting. Denk aan Rousseau, die leefde van 1712-1778. Daarna neemt het snel af tot 1850, waarna die afname zich langzamer doorzet.

Hoeveel waarde je hier moet toekennen? Ik zou het niet weten. Maar aardig om eens gezien te hebben.

1 opmerking:

Paul Jonker-Hoffrén zei

Beste Henk, ik weet niet hoe het officieel kan met de Ngram-grafieken, maar ik doe in dat soort gevallen altijd een printscreen en knip de grafiek uit in Paint. Op die manier kun je wat dan ook opslaan als plaatje.