woensdag 16 maart 2016

Wat leert ons een biologische antropologie van de Bijbel - 1

Carel van Schaik en Kai Michel hebben een biologische antropologie van de Bijbel geschreven: Het Oerboek van de mens. De evolutie en de Bijbel, de vertaling van The Good Book of Human Nature. An Evolutionary Reading of the Bible.

Ik heb het nog maar kort in huis, maar ben al genoeg gevorderd om het een en ander door te geven. De auteurs (zie over Carel van Schaik enkele berichten op dit blog, zoals hier, hier en hier) betogen dat de Bijbelverhalen handelen over "de grootste fout van de mensheid" (Jared Diamond), namelijk de overgang van de jagers-verzamelaarssamenlevingen naar de landbouwsamenlevingen.

Vaak wordt die overgang gezien als een soort bevrijding van de ellende en de barbarij van het pre-historische tijdperk van de jagers-verzamelaars. Denk aan Hobbes' kenschets van die natuurtoestand als een waarin het leven solitary, poore, nasty, brutish, and short is.

Maar het Bijbelboek Genesis suggereert in tegendeel dat die periode juist paradijselijk was. En daar valt biologisch-antropologisch nogal wat voor te zeggen. Alleen al omdat die periode zo lang duurde, verreweg het grootste deel van de mensheidsgeschiedenis, dat ons gedrag opvallend goed aan de omgeving was aangepast. Citaat:
In de prehistorische leefwereld waarin de menselijke evolutie zich voltrok, waren de gevoelens en intuïties van onze eerste natuur de navigatie-instrumenten waarmee we het leven van alledag aankonden.
Met die eerste natuur zijn onze "aangeboren gevoelens, reacties en voorliefdes" bedoeld:
Ze impliceren een soort natuurlijke moraal ter regulering van het menselijk verkeer. Tot deze eerste natuur behoren zulke verschillende neigingen als: liefde tussen ouders en kinderen, gevoel voor rechtvaardigheid en verontwaardiging over onrecht en ongelijkheid, afschuw over inteelt en infanticide (het doden van kleine kinderen), angst voor onbekenden en zorg voor eigen reputatie; een gevoel van verplichting tegenover anderen na een geschenk en verleende hulp, jaloezie, weerzin en ook ons religieuze bewustzijn dat overal bovennatuurlijke actoren aan het werk ziet. De eerste natuur uit zich via intuïtie en buikgevoel.
Maar was die (eerste) sociale natuur van de mens niet innerlijk tegenstrijdig? Was er niet de strijdigheid tussen enerzijds onze gemeenschapsintuïties en anderzijds onze neiging tot statuscompetitie en het daarmee gepaard gaande egoïsme en wantrouwen?

Ja, dat klopt. Maar die statuscompetitieneigingen, die evolutionair gezien terug gaan tot het tijdperk van voor de komst van de zoogdieren, konden collectief onderdrukt worden op basis van dat gevoel van rechtvaardigheid en verontwaardiging over onrecht en ongelijkheid. Zie mijn bericht over
Zelforganisatie, onderlinge afhankelijkheid en oorsprong van de moraal. Die aangepastheid aan de omgeving van jagers-verzamelaars was er niet alleen op het individuele niveau, maar daarmee samenhangend vooral ook op het niveau van de groep. En voor de volledigheid: op het niveau van de relaties tussen groepen.

Wat hield nu die overgang naar de landbouwsamenleving in? Het is goed om je te realiseren dat de landbouw niet een "uitvinding" was die het leven veraangenaamde, maar een bittere noodzaak, waarschijnlijk als gevolg van lokale overbevolking. We weten dat mensen nog lang volhardden in jagen en verzamelen toen hun "buren" al op landbouw waren overgegaan. En er valt wat voor te zeggen dat jagers-verzamelaars het "zinvolle leven" leidden

De vestiging op vaste woonplaatsen, genoodzaakt door de landbouw, betekende een culturele kwantumsprong, die tot grote problemen leidden:
Binnen de kortste keren overspoelden nieuwe problemen de mensheid. In de allereerste plaats ziektes. Maar ook hongersnoden en geweld als gevolg van de nieuwe concurrentieverhoudingen betekenden een bedreiging voor het bestaan.
Van Schaik en Michel verwijzen naar schattingen van Sam Bowles dat de eerste landbouwers aanzienlijk meer tijd moesten investeren in eenzelfde hoeveelheid calorieën dan jagers-verzamelaars.
Zo'n snelle en dramatische verandering betekende dat genetische mutaties onvoldoende tijd hadden om aanpassing te realiseren. Onder zulke omstandigheden sterft een populatie doorgaans uit of vertrekt naar gunstiger streken.
Maar met vallen en opstaan slaagden onze voorouders erin om die problemen het hoofd te bieden. En daarvoor was de (verdere) ontwikkeling van onze derde natuur nodig, de verstand-natuur:
de cultureel verankerde grondregels, gewoonten in instituties die we op basis van een sterk bewuste rationaliteit naleven - vaak als uitkomst van een gerichte situatieanalyse.
En over de problemen die dat alles met zich meebracht, gaan dus die Bijbelverhalen. Ik lees verder en kom terug met volgende berichten.

Maar nu al: dit is een fascinerend boek. Koop het en lees met mij mee.

Geen opmerkingen: