donderdag 17 november 2016

Een evolutionaire verklaring voor het bestaan van autisme (Asperger)

Dat wij mensen zo fundamenteel sociaal zijn, met een groot empathisch vermogen en met het vermogen tot gedeelde intentionaliteit, is het resultaat van een selectieproces dat in het verleden heeft plaatsgevonden.

In de Paleo Sociale Omgeving hing ons overleven er van af of we wel genoeg samenwerkten en deelden. Dat we overleefden en zelfs zo succesvol dat we ons over de aardbol konden verspreiden, lag er aan dat die sociale vermogens tot gemeenschapsgedrag evolutionair versterkt werden en onze neigingen tot statuscompetitie en tot het vormen van een statushiërarchie verzwakt.

Diezelfde sociale vermogens hielpen om het altijd op de loer liggende statuscompetitiegedrag collectief te onderdrukken. Iemand die toch nog de baas wilde spelen of egoïstisch was, kreeg van de anderen op zijn kop.

Deze bekende inzichten vinden een verdere uitwerking in de nieuwe studie Are there alternative adaptive strategies to human pro-sociality? The role of collaborative morality in the emergence of personality variation and autistic traits.

Want de noodzaak van dat samenwerken en delen in groepsverband hield meer in dan dat iedereen in een-op-een interacties voldoende pro-sociaal was. Ook in de evolutionair oudere statushiërarchieën (het alfa-mannetjes model) bestonden er al de een-op-een allianties. Maar in de menselijke jagers-verzamelaarsgroepen ging het om meer dan dat. Het ging er om de groep in stand te houden en daarvoor was nodig dat iedereen voldoende aan zijn trekken kwam, dat iedereen naar vermogen bijdroeg en dat er rechtvaardig werd verdeeld. Een ingewikkeld groepsproces dus, waarin normen ontwikkeld en onder woorden gebracht werden en waarin op naleving daarvan gelet werd.

En waarin het er dus ook om ging wat iedereen kon bijdragen aan het groepswelzijn en om het belang van die verschillende bijdragen goed te kunnen onderkennen. Het verschil met de toestand van een-op-een allianties maken de auteurs in dit plaatje duidelijk.


In de rechter afbeelding zie je een groepsgebeuren, waarin een samenwerkingsmoraal heerst. En die houdt ook in dat sociaal kwetsbare leden van de groep, die zich waarschijnlijk in een structuur van een-op-een allianties niet zouden kunnen handhaven, bescherming genieten omdat ze wel een bijdrage aan de groep leveren.

Anders gezegd, er kan daardoor een selectie plaatsvinden op een breder repertoire aan sociale vermogens. Er ontstaat een speelveld waarin ook sociale vaardigheden op het groepsniveau, naast die op het een-op-een niveau belangrijk worden en dus gewaardeerd worden. Er is ruimte voor een differentiatie in de vaardigheden en vermogens waarop geselecteerd wordt.

Daarmee komen we op het terrein van de evolutionaire verklaring voor het bestaan van de diversiteit van persoonlijkheidseigenschappen. Denk bijvoorbeeld aan de variatie in creativiteit. Het kan zijn dat een hoge mate van creativiteit voor de overleving van de groep heel belangrijk was, ook als die misschien samenging met eigenschappen die iemand sociaal kwetsbaar maakten. Te denken valt aan eigenschappen die we nu tot de psychische stoornissen rekenen, zoals schizotypie, bipolariteit en obsessiviteit.

Maar in dat artikel werken de auteurs deze gedachtegang in het bijzonder uit voor autisme, maar dan de variant van autisme zonder intellectuele beperkingen (Asperger). En die uitwerking is uiterst fascinerend, Kortheidshalve neem ik hieronder het plaatje over waarin ze een overzicht geven van de bijzondere perceptuele, analytische en sociale vaardigheden die met autisme samenhangen.


Waarna de auteurs er vervolgens uitvoerig op ingaan hoe zulke vaardigheden van groot belang geweest moeten zijn voor het functioneren van die jagers-verzamelaarsgroepen, voor het verwerven en cumuleren van kennis over de natuurlijke omgeving en over de interne sociale mechanismen. In zekere zin was dat domein van de samenwerkingsmoraal precies het ideale speelveld voor de intelligente autist. (Nu geen tijd om daar verder over uit te weiden, maar ik neem me voor om er nog een keer op terug te komen.)

Waardoor autisten waarschijnlijk cruciale bijdragen leverden, die ook door de andere leden van de groep konden worden onderkend. En waardoor de (vele) genen die met autisme samenhangen succesvol aan volgende generaties werden doorgegeven. Kortom, een interessante evolutionaire verklaring voor het bestaan van autisme.

Geen opmerkingen: