vrijdag 7 april 2017

Over Godsgeloof, gerechtigheid, de dood, de oerzonde en de rechtvaardige wereld - Een biologische antropologie van de Bijbel (18)

In het Oerboek van de mens waren we, in hoofdstuk 14, aanbeland bij
een hybride God, een mix van de oude, bestraffende en wraakzuchtige, God en de nieuwe God bij wie je altijd terecht kunt en die zijn armen om je heen slaat.
Zie het vorige bericht in deze reeks: Was de nieuwe God van "de Heer is mijn herder" het antwoord op de individualisering? - Een biologische antropologie van de Bijbel (17).

Dat hybride karakter zou wel eens de verklaring kunnen zijn voor de toen groeiende populariteit van deze God. Je kon voor allerlei behoeften bij hem terecht. Hij verschafte verklaringen voor rampspoeden, maar was ook de altijd aanwezige metgezel als oplossing voor het collectieve probleem van de individualisering en het individuele probleem van eenzaamheid.

Maar daarmee was niet alles opgelost. Want terwijl in de jagers-verzamelaarssamenlevingen de morele intuïties van rechtvaardigheid en wederkerigheid als vanzelfsprekend in de dagelijkse praktijk van het samenleven tot uitdrukking kwamen, stuitte dat in de landbouwsamenlevingen op grote problemen.

Dat is het thema van het boek Job, waarin het gaat over het vanuit een rechtvaardigheidsgezichtspunt onverklaarbare lijden dat Job moet ondergaan. Als dat ook het werk van God is, en van de enige God, hoe kunnen we ons dan bij dat lijden neerleggen, het aanvaarden, en tegelijk in God geloven?

Op die vraag moesten antwoorden worden gevonden. Die zoektocht kon ertoe leiden dat er in de hemelse hofhouding een Satan werd bedacht, waar God zich door liet uitdagen om Jobs Godsgeloof op de proef te stellen.

Maar ook andere oplossingen dienden zich aan. Misschien was het zo dat God de gerechtigheid en wederkerigheid uitsmeerde over vele generaties. Denk aan:
Voor de schuld van de ouders laat ik de kinderen boeten, en ook het derde geslacht en het vierde, wanneer ze mij haten; maar als ze mij liefhebben en doen wat ik gebied, bewijs ik hun mijn liefde tot in het duizendste geslacht.
Tegenslag in het heden zou dus moeten worden opgevat als boetedoening voor wandaden ergens in een vorige generatie begaan.

Maar dat strookte natuurlijk niet zo goed met het beeld van God als metgezel en beschermer van ieder individu afzonderlijk. Volgens dat beeld zou ieder individu gedurende het leven gerechtigheid mogen verwachten. Een verwachting die vaak niet bewaarheid werd.
De kwaden worden niet bestraft, de goeden niet beloond. Job klaagt: "Waarom leven goddelozen lang, tot in hun ouderdom welvarend en gezond?
Het lijkt alsof dit nijpende probleem de aanleiding vormde tot de ontdekking van het hiernamaals. Als er immers na dit leven nog een vervolg was, dan kon je er nog op hopen dat de gerechtigheid gedurende dat vervolg zou worden hersteld. Daardoor wordt de dood in het Nieuwe testament een "hot item":
Al dat gissen naar wat er op de dood volgt, al die pogingen om te schilderen hoe hemel en hel eruit kunnen zien, wijzen maar in één richting: geen enkel hiernamaalsconcept weet echt te overtuigen. Het zijn allemaal hersenspinsels om de idee van een rechtvaardige God af te stemmen op de onloochenbare ongerechtigheid op aarde. Geen van die visies op het hiernamaals is overtuigend voor onze intuïties. Je moet erin geloven. En wanneer we iets moeten geloven, rijst er altijd twijfel.
Misschien is het daardoor dat er zich nog een laatste oplossing aandiende. Die bestond eruit om elke tegenslag en rampspoed op te vatten als een aanwijzing voor een in het verleden begane zonde. Ook als die niet publiekelijk bekend was, dan moest hij wel gepleegd zijn. Want als de rampspoed niet werd rechtgezet
kon dat maar één ding betekenen: de mens had zijn ongeluk verdiend. Dan moest hij wel een zondaar zijn, ook al was hij zich van geen misstap bewust. Een verschrikkelijke gedachte - maar wel een die in het christendom opgang zou maken. Met de uitvinding van de oerzonde, met de gedachte dat door de misstap van Adam en Eva in het paradijs ieder mens vanaf zijn geboorte een zondaar was, kon alle onrecht in de wereld bij voorbaat worden gerechtvaardigd.
Die oplossing is een vast onderdeel van het menselijk denken geworden. In de sociale wetenschappen komen we hem tegen als de just-world hypothesis. Mensen hebben de neiging om te denken dat de wereld behoorlijk rechtvaardig in elkaar zit. Als het met iemand niet goed gaat, welnu, dan zal hij het er wel naar gemaakt hebben.

Daarmee kun je verklaren dat mensen neerkijken op armoedzaaiers en uitkeringstrekkers en zelfs vluchtelingen en immigranten.

En het is een deel van de verklaring voor het gegeven dat een eenmaal ontstane ongelijkheid zichzelf in standhoudt en versterkt. Zie Perceptions of Low-Status Workers and the Maintenance of the Social Class Status Quo. En eerder het bericht Is toenemende ongelijkheid een onomkeerbaar proces?

Geen opmerkingen: