donderdag 12 oktober 2017

Alleen in landen met minder sociale zekerheid maakte de Crisis jongeren competitiever en minder universalistisch

We wisten al dat mensen door het ervaren van een economische crisis onzekerder worden en daardoor minder vrijgevig. Zie Economische crises maken mensen onzeker en daardoor minder vrijgevig.

Er is nu nieuw onderzoek dat ons inzicht in dit verband vergroot. Het gaat om de studie Changes in Young Europeans’ Values During the Global Financial Crisis, waarin werd nagegaan wat de uitwerking is geweest van de Grote Financiële Crisis van 2008-2010 op wat Europese jongeren in het leven belangrijk vinden.

Bij wat mensen in het leven belangrijk vinden, gaat het om de tien fundamentele waarden van de sociaal-psycholoog Shalom Schwartz (zie ook het bericht Waardenoverdracht ouders-kinderen is vooral genetisch - meer over de mythe van de opvoedbaarheid).

Hier staan die waarden opgesomd, met in de tweede kolom de bijbehorende doelen. (Volg de link in de vorige zin voor het plaatje waarin hun onderlinge samenhang in een cirkel is afgebeeld.)


De onderzoekers analyseerden de data voor de groep 16- tot 35-jarigen van de zeven tweejaarlijkse rondes (2002 - 2014) van de European Social Survey met representatieve steekproeven van 16 Europese landen. Daarbij waren ze erin geïnteresseerd of het wat zou uitmaken of er in een land een meer of juist minder ontwikkelde verzorgingsstaat is. Ze gebruikten daarvoor de OECD-index voor de omvang van de sociale zekerheidsuitgaven.

Wat me in de resultaten in het bijzonder opviel is dat na de Grote Financiële Crisis in landen met minder sociale zekerheid de jongeren minder universalistisch werden, zeg maar, minder pro-sociaal voor anderen in het algemeen. Terwijl je het tegenovergestelde ziet gebeuren in landen met meer sociale zekerheid.

Dit komt overeen met het gegeven dat onzekerheid mensen minder vrijgevig maakt. Dat ging overigens samen met een toename van de bereidheid om je naasten bij te staan (Benevolence), die juist in landen met meer sociale zekerheid groter was. Dat laatste lijkt te bevestigen dat de verzorgingsstaat en onderlinge hulpverlening samen op gaan.

Dat de jongeren juist in landen met minder sociale zekerheid minder universalistisch werden zou eraan kunnen liggen dat ze meer bedreigingen gingen zien en dat daardoor de waarden van de statuscompetitie (Achievement en Power) in belang toenamen. Want dat laatste was inderdaad het geval en precies alleen in de landen met minder sociale zekerheid.

Zo krijg je een goed inzicht in het belang van de verzorgingsstaat voor het tegengaan van de negatieve effecten van financiële crises. Crises kunnen zich nu eenmaal voordoen en ze hebben negatieve gevolgen voor wat mensen in het leven belangrijk vinden. De verzorgingsstaat is ervoor bedoeld om die gevolgen tegen te gaan en dat blijkt te werken.

Geen opmerkingen: