dinsdag 3 oktober 2017

Ongelijkheid, bestedingscascades, schulden, de Grote Crisis en verstandige linkse regeringen

Inkomensongelijkheid wakkert de vraag naar positionele goederen aan. Met de aanschaf van een positioneel goed  (of statusgoed) laat je zien welke positie je inneemt in de statushiërarchie. Dat betekent dat statusgoederen schaars zijn en voor de meesten te duur.

De rijkaards aan de top kunnen zich een duur huis op een dure locatie veroorloven. Voor de iets minder rijken wordt daardoor een duur huis op een dure locatie aantrekkelijk om ook aan te schaffen. Ze zullen daar iets minder goed in slagen, maar lokken daardoor wel hetzelfde gedrag uit bij de nog iets minder rijken. En zo gaat dat door tot in de lagere regionen van de inkomenspiramide.

Zulke "bestedingscascades" vormen een mechanisme dat uitlokt tot geld lenen. Zoals in de vorm van hypotheken, studieleningen en consumptief krediet. De banken en andere kredietverschaffers komen daar natuurlijk graag aan tegemoet. Sterker, ze worden erdoor geprikkeld om bij de politiek deregulering van hun sector te bepleiten. Zodat ze meer hun gang kunnen gaan.

Daarmee kom je dus op de gedachte dat de toename van inkomensongelijkheid heeft bijgedragen tot de toename van de private schulden en uiteindelijk tot de kwetsbaarheid van het financiële systeem en het uitbreken van de Grote Financiële Crisis van 2008-2010.

Dat fenomeen van ongelijkheid die uitlokt tot een "positionele competitie" (of statuscompetitie door middel van consumptie) is al langer geleden beschreven door Fred Hirsch (Social Limits to Growth, 1977) en door Robert Frank (Choosing the Right Pond: Human Behavior and the Quest forStatus, 1985).

Het verbaast niet dat hun werk opnieuw in de belangstelling komt te staan. Zo is er nu de studie Taking Credit: Redistribution and Borrowing in an Age of Economic Polarization van John S. Ahlquist en Ben W. Ansell.

Zij analyseren de data van 18 OECD-landen over de periode 1980-2010. En komen na veel rekenwerk tot een duidelijke conclusie. Het samengaan van toegenomen inkomensongelijkheid en het optreden van de Grote Crisis was geen toeval. En de tussenliggende factor was de door die ongelijkheid uitgelokte toename van private schulden.

Maar wat vinden ze ook? Dat geldt niet voor alle landen in gelijke mate. Landen waarin gedurende langere perioden linkse partijen in de regering zaten, bleken in staat om door herverdelingsbeleid (via belastingen en andere regelingen) dit noodlottige mechanisme te voorkomen. In hun woorden:
rising income inequality and the global financial crisis were perhaps the two biggest economic stories of the first decade of the twenty-first century. We argue that their joint emergence was not a coincidence, but neither was it inevitable. In fact, greater levels of borrowing appear closely related to changes in income inequality, but only in those countries where left-wing government is less frequent. We interpret this finding as reflecting long-run, systematic, and partisan differences in redistributive efforts. Redistribution, in turn, dampens the positional consumption incentives produced by stagnant real wages at the middle and bottom of the income distribution, and by rising incomes at the top. Thus, in countries with histories of left-wing government and substantial redistribution, rising inequality failed to produce an associated surge in borrowing. In countries where both left-wing government and redistribution were less prevalent, inequality and credit rose together.
Dat linkse beleid van herverdeling was dus buitengewoon verstandig. Merkwaardig toch dat mensen na de Grote Crisis zo massaal op rechtse partijen zijn gaan stemmen.

Geen opmerkingen: