donderdag 15 februari 2018

Belangrijke studie naar macro-effecten van het onvoorwaardelijk basisinkomen

De pas verschenen studie The Labor Market Impacts of Universal and Permanent Cash Transfers: Evidence from the Alaska Permanent Fund levert een boeiende bijdrage aan de discussie over de voors en tegens van het onvoorwaardelijk basisinkomen.

De staat Alaska brengt een deel van de inkomsten uit oliewinning onder in een fonds, het Alaska Permanent Fund, waarvan sinds 1982 jaarlijks een deel hoofdelijk wordt verdeeld over alle inwoners van de staat. Dat wil zeggen, aan iedereen die tenminste een jaar in de staat woonachtig is. Het bedrag is afhankelijk van de opbrengsten in de voorgaande vijf jaren en is sinds 1996 meestal meer dan 1000 dollar. Omdat het aan de persoon is gekoppeld, kan het bedrag voor een gezin tot enkele duizenden dollars oplopen.

De onderzoekers bestuderen de effecten van deze vorm van basisinkomen door wat er in Alaska gebeurde na de invoering ervan te vergelijken met wat er in dezelfde tijd gebeurde in andere staten die vergelijkbaar zijn. (Die methode van vergelijking, de zogenaamde synthetic control method, is voor mij te ingewikkeld om precies te kunnen volgen.)

Dat is een boeiende exercitie, omdat ook macro-effecten in beeld kunnen komen. Bedenk dat zulks niet gebeurt in de experimenten met een soort basisinkomen die in ons land in verschillende gemeentes plaats vinden. Zie Wat kunnen we leren en wat kunnen we niet leren van lokale experimenten met het onvoorwaardelijk basisinkomen?

Uit de analyses blijkt dan dat de invoering van het basisinkomen niet of nauwelijks heeft geleid tot een vermindering van het arbeidsaanbod. Alleen in de exportsector nam het arbeidsaanbod iets af en nam het deeltijdwerk toe. De onderzoekers zien dat als een aanwijzing dat de door de invoering toegenomen consumptie zoveel meer vraag naar arbeid uitlokte dat een afname van arbeidsaanbod geheel werd gecompenseerd.

Anders gezegd, mensen gingen minder werken, maar gaven per saldo ook meer uit. En om aan die toegenomen vraag tegemoet te komen, gingen bedrijven meer arbeid aantrekken. (Met hogere lonen, neem ik aan. En/of met betere arbeidsomstandigheden.)

Je kunt je nog afvragen wat er gebeurd zou zijn als hetzelfde totale bedrag dat aan het basisinkomen werd uitgekeerd, door de overheid was uitgegeven. Maar de onderzoekers vinden er geen aanwijzingen voor de overheidsuitgaven aan onderwijs, gezondheidszorg en infrastructuur door het basisinkomen zijn afgenomen.

Ook was er geen afname van uitgaven ten behoeve van de sociale zekerheid (welfare and transfer spending). De invoering van het basisinkomen werkte dus niet verdringend op andere overheidsuitgaven.

Geen opmerkingen: